Hoe deden ze dat?
Als je wel eens in een veenmuseum bent geweest, dan kun je je enigszins een voorstelling maken van hoe het leven van een veenarbeidersgezin geweest moet zijn. Wat mij opvalt in de genealogische gegevens is dat er opvallend weinig kindersterfte voorkwam. In een zo waterrijke omgeving, terwijl niemand kon zwemmen.
Een pasgeborene werd binnen enkele dagen gedoopt, maar de kerk was niet naast de deur en de wegen soms slecht begaanbaar. Hoe deden ze dat? Hoe kwamen ze, met name 's winters veilig heen en terug met zo'n kleintje?
Voor rooms-katholieken was het nog lastiger, want zij moesten leven met het dreigement dat als een ongedoopt kind overleed, het rechtstreeks naar de hel zou gaan. Daarom werden hun kinderen zo snel mogelijk na de geboorte gedoopt. Er was kennelijk wel een oplossing voor, want een buurvrouw die r.k. was opgevoed, vertelde me dat zij in de jaren '50 op de lagere school de zieltjes van ongedoopte kinderen uit de hel moesten bidden.
Zodra het kindje lopen kon, was er steeds het gevaar van het water. Gezien het feit dat er ongeveer elke twee jaren een baby bijkwam, moet dit een constant probleem zijn geweest. Hoe werd het opgelost? Daar hoop ik ooit nog eens achter te komen.
---------------------------------------
De andere kant van het verhaal
Genealogische feiten en krantenberichten
. Mijn opmerking, c.q. vraag daarbij
Gezin
Jan Jongman, visser; nationale militie voldaan (overleden 1866) X 1839 Margjen Catharina van Dijk
Kinderen:
1839 Hendrik Riekent, visschersknecht X 1865 Jacobjen de Ruiter
1840 Garrigjen X 1864 Klaas Rozeboom
1842 Lubbigjen X 1870 Gerrit Nieuwenhuis
1844 Remmelt, overleden 1866
1847 Jan, arbeider X 1871 Henderika Nieuwenhuis, weduwe en zus van Gerrit
1850 Arend, overleden 21 dagen oud
1851 Margrieta, overleden 1866
1854 Arent, vissersknecht
1857 Gerrit, overleden 4 dagen oud
1862 Johannes, overleden 2 dagen oud
Het eerste gedeelte gaat over zoon Jan Jongman.
Het tweede gedeelte gaat over Arent Jongman, zijn zwager Gerrit Nieuwenhuis en diens broer Klaas.
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
Eind januari 1866 werd een dienstmeisje, 25 jaar oud, dood gevonden in de Leeuwte bij Vollenhove.
Jan Jongman, net negentien jaar, wordt gearresteerd op verdenking van haar moord, of medeplichtigheid daaraan. Zijn vuile kleren worden direct in beslag genomen.
Door de rechter commissaris wordt meteen een premie uitgeloofd aan 'dengene die eenig meerder licht over de zaak zou kunnen verspreiden'.
In vier dagen tijd zijn 40 getuigen gehoord.
Men vermoedt dat meerdere personen deel hebben gehad aan de gruweldaad.
Op last van justitie werd het lijk geopend, waarbij verdachte aanwezig was. (....!?!)
De Rotterdamse Courant van 24 maart schrijft: Beschuldigde blijft hardnekkig zijn schuld ontkennen en moet thans ernstig ziek zijn.
10 april. Door den heer Rechter-Commissaris bij de Arrondissementsrechtbank te Zwolle zijn de heeren dr. S.P.Kros, R. Meulenhoff en Z.W. van Schreven alhier benoemd als deskundigen tot het doen van onderzoek nopens zand, leem, bloed, haren en andere stoffen gevonden in de kleederen van op 28 jan. j.l. nabij Vollenhove vermoorde en verdachte.
Prov. Overijsselsche en Zwolsche courant d.d. 25 juni 1866: Donderdag j.l. stond voor de regtbank alhier teregt Arend Jongman, oud 12 jaren, visschersknecht te Vollenhove, beklaagd van in den namiddag van den 6 mei j.l. te Vollenhove J. Mooiweer een messteek onder den linkerarm te hebben toegebracht. Deze beklaagde is een broeder van den alhier gedetineerden Jan Jongman, die van den moord op H. Rook verdacht wordt.
. De broer van... wordt er fijntjes bij gezet. Wat de aanleiding was, is niet vermeld. Het is niet ondenkbaar dat Arent werd uitgescholden en gepest, omdat zijn broer verdachte was.
Er heerst dat jaar een veeziekte in het land, een ramp voor boeren en arbeiders en de cholera eist 21.000 slachtoffers. In de stad Vollenhove zijn er op 25 augustus 44 patiënten en 26 overledenen; in het ambt 17 patiënten en 13 overledenen aan deze ziekte. (Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant d.d. 5-9-1866)
. Jan werd vrijgelaten, ruim een half jaar nadat hij was gearresteerd. Al die tijd had hij zijn inkomen gemist. Zoiets als compensatie en smartegeld bestonden nog niet.
De kranten schreven dat door het gerechtshof zijn onmiddellijke in vrijheidsstelling was bevolen, nu hij niet schuldig, of medeplichtig aan de moord was bevonden. 'Hij heeft zich naar Vollenhove begeven, waar hem hem echter geene aangename ontmoeting wacht, als zijnde de meesten zijner familie aan de cholera overleden.' (Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage 15-8-1866. Arnhemse Courant 17-8-1866. Middelburgse Courant 18-8-1866, enz.)
Eind juli waren in zes dagen tijd Jan z'n broer Remmelt, 21 jaar; zijn zusje Margrieta, 15 jaar en zijn vader 50 jaar oud, overleden. Ook zijn neef Jan, 22 jr. en nichtje Grietje, 11 jr. zijn in die tijd gestorven.
Hendrik Nieuwenhuis (vader van o.a. Henderika, Gerrit en Klaas), 63 jr. was overleden, evenals Roelof, 38 jr. de man van zijn dochter Gezina.
Jan Jongman kwam niet meer in aanraking met justitie.
. Welke impact hadden alle overlijdens, plus het feit dat het gezinsinkomen tot bijna nul gereduceerd was, op de twaalfjarige Arent?
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
Prov. Overijsselse en Zwolse Courant d.d. 28 november 1871
Gepasseerden dingsdag stonden voor het geregtshof van Overijssel teregt: 1. Arend Jongman, oud 17 jaren 2. Gerrit Nieuwenhuis, oud 25 jaren, en 3. Klaas Nieuwenhuis, oud 22 jaren, allen vischventers te Stad Vollenhove, beschuldigd van diefstal van eenige twijgen, met geweldpleging begaan. De proc.-generaal requireerde de veroordeeling van deze beschuldigden tot correctionele gevangenisstraf, en wel de eerste van vier en de beide anderen van elk drie jaren.
Dat was de eis.
Het bijbehorend vonnis volgde op 2-5-1872: K.N., A.J. en G.N. arbeiders te Stad Vollenhove, ter zake van diefstal, ieder tot cell. gev. van 1 maand.
. Destijds was je met vier- of vijfentwintig jaar pas meerderjarig. Als ik het goed begrijp, dan ging het dus eigenlijk om jongens, die met geweld wat takken van een boom gerukt hadden.
1874 Bij beschikking van den minister van justitie worden den 10 september a.s verplaatst de rijksveldwachters H.W. Meerdink van Zwolle naar Deventer; H. Smelt van Vollenhove naar Zwolle en J.J. Bastings van Deventer naar Vollenhove.
13-1-1875 G.N., arbeider te Stad Vollenhove, ter zake van onwettig vervoeren van een haas veroordeeld tot geldb. van f 20, of subs. gev. van 7 dagen (in hooger beroep van het kantongeregt te Vollenhove).
. Gerrit Nieuwenhuis?
De boete kon hij waarschijnlijk niet betalen, dus ...
Zwolle 25 januari 1875.
Het provinciaal gerechtshof in Overijssel heeft met vernietiging van het in dezen door de rechtbank te Zwolle gewezen vonnis, waarbij beklaagden waren vrijgesproken, 1. G. Nieuwenhuis, vischventer, 2. A. Jongman, visschersknecht en 3. A. Mansveld, arbeider, allen te stad Vollenhove, terzake van diefstal van appelen, veroordeeld tot cellulaire gevangenisstraf. No. 1 en 2 ieder van een jaar, no. 3 van eene maand.
. Deze diefstal moet plaatsgevonden hebben ca. september 1874, eerder waren de appels niet rijp.
De mannen zijn niet op heterdaad betrapt, anders waren ze niet in eerste instantie vrijgesproken.
. Ter vergelijking een jaar eerder. (Hoewel je geen appels met peren kunt vergelijken.)
"19 sept. 1873. Drie jongens uit Vollenhove, die bij een landbouwer aldaar eene hoeveelheid peren uit den boomgaard geplukt en zich toegeëigend hadden, zijn deswege veroordeeld tot gevangenisstraffen, respectivelijk van vijf dagen en van één dag. Hoewel de peren dit jaar schaarsch zijn, zijn ze voor dien prijs toch al te duur gekocht."
. Hoogstwaarschijnlijk was Bastings degene, die de appeldieven veroordeeld wist te krijgen.
Een van zijn hoofdtaken is om stropers te betrappen, daarom loert hij voortdurend op Gerrit Nieuwenhuis en zijn broer Klaas, die hem regelmatig vergezelt. Gerrit heeft een jachtacte en gaat soms met twee geweren op pad. Het vermoeden bestaat dat hij dan Klaas met het tweede geweer laat schieten.
Bastings was ook degene die een Vollenhover visser (in hoger beroep) veroordeeld wist te krijgen, omdat hij zich liet helpen door zijn zoon van bijna elf jaar. Hetgeen Bastings gezien had, door constant bij de haven te staan gluren.
Het 'kinderwetje van Van Houten' werd hiertoe mogelijk gebruikt. Maar deze wet was voornamelijk bedoeld ter bescherming van stadskinderen, die van 's morgens vroeg tot 's avond laat in fabrieken werkten en daardoor geen daglicht meer zagen. De wet verbood werken in fabrieken en werkplaatsen door kinderen onder de 12 jaar en voorzag in strafbepalingen voor overtreders, maar niet in enige controle op naleving van de wet. Doordat er nauwelijks gecontroleerd werd, ging in de praktijk het inzetten van jonge kinderen in de fabrieken gewoon door. Ook waren er veel uitzonderingsbepalingen en het verbod was "niet toepasselijk op huiselijke en persoonlijke diensten en op veldarbeid".
Op 21 februari 1877 doet Gerrit Nieuwenhuis in Vollenhove, samen met zijn broer Klaas en zijn zwager Hendrik Riekent Jongman, aangifte van de geboorte van zijn dochter Grietje. Twee weken later, op 7 maart doet Gerrit, arbeider wonend te Vollenhove, samen met een koster aangifte van haar overlijden in een huis te Kampen.
. Waarom 's winters met een pasgeboren baby en zoontjes van 6 en 3 jaar oud vertrokken naar Kampen? Was de armoede zo groot; was het omdat daar werk te vinden was?
Jan Post vissersknecht, op 27 januari 1877 weduwnaar geworden te Vollenhove, was die winter eveneens in Kampen, waar op 22 februari 1877 zijn 8 maanden oude zoontje in een huis overleed. Hij had tevens een zoon van 5 en een dochter van 3 jaar oud.
. Mogelijk had hij de oudste twee tijdelijk in het weeshuis onder gebracht, maar het kleinste kind was daarvoor waarschijnlijk te jong.
Volgens inschrijving te 's Hertogenbosch werden Gerrit Nieuwenhuis en Arend Jongman op 21 juni 1877 veroordeeld tot 1 maand eenzame opsluiting wegens feitelijk en gewelddadig verzet tegen bedienende beambten in functie door drie personen zonder geweer of wapenen.
Ze worden daarom half juli naar de gevangenis van 's Hertogenbosch gebracht. Bij Arent wordt dan vermeld als laatste woonplaats Zwartsluis, bij Gerrit Vollenhove.
. 't Is niet duidelijk wanneer en waarom ze zich verzet hebben. Het was kennelijk niet omdat ze een strafbaar feit pleegden.
De Zwolse Courant meldt bij de veroordelingen van 21 juni 1877 o.a.:
A.J., G.N. en J.J., visschers te Zwartsluis ter zake van rebellie, ieder tot cell. gev. van 1 maand. K.N. en G.J., arbeiders te Zwartsluis, ter zake van beleediging van bedienende beambten, ieder tot geldb. van f 15, of subs. gev. van 15 dagen.
. Opvallend in die jaren is dat er regelmatig belediging of rebellie ten laste gelegd wordt.
Bijvoorbeeld:
G.v.d.V. arbeider ambt Vollenhove. Belediging van een bedienend beambte in functie f 60,-- boete, of 14 dagen gevangenis.
B.A. visschersknecht te stad Vollenhove, ter zake van rebellie veroordeeld tot 2 maanden gevangenis, plus een geldboete van f 8,-- of 1 dag gevangenis.
R.B. vischventer te Vollenhove, ter zake van beleediging van een bedienend beambte veroordeeld tot een geldboete van f 16,-- of zeven dagen gevangenis.
J.P.B. molenaar te Vollenhove, vrijgesproken van het tegen hem ten laste gelegde verzet tegen de politie.
. Volgens wikipedia: Een opstand of rebellie is het in verzet komen tegen een autoriteit. Een opstand kan zich uiten in diverse vormen van gedrag, variërend van burgerlijke ongehoorzaamheid tot gewapend verzet.
. Geen een keer werd iemand stroperij ten laste gelegd!
. Mishandeling kwam overal zo veelvuldig voor, dat je het bijna normaal zou gaan vinden, terwijl er toch vaak een halve tot een hele maand gevangenisstraf werd gegeven voor die vechtpartijtjes. (Als iemand gewond raakte, dan werd dat vermeld als verwonding.)
Kortom allerlei zaken die tegenwoordig nog amper bestraft worden, leverden destijds forse boetes en/of gevangenisstraf op. Daarnaast moesten door de veroordeelde altijd de proceskosten betaald worden.
Op 16 oktober 1878 gaan Gerrit, Klaas en Arend tegen de avond op pad en dan gaat het gruwelijk mis...
Zie: http://www.henkvanheerde.nl/vollenhove
Dubbele moord
Delftsche courant 18-4-1879
-Aan de akte van beschuldiging tegen G. en K. Nieuwenhuis en A. Jongman te Vollenhove, die den rijksveldwachter J.J. Bastings en den gemeente-veldwachter J. de Liefde hebben vermoord, waarvoor zij den 1sten Mei voor het hof te Arnhem zullen te regt staan, is het volgende ontleend:
In den avond van Woensdag 16 october ll. zijn de beschuldigden om vier of vijf uur met hun drieën naar de Voorst gegaan om te jagen. Gerrit had bij zich twee geweren, een éénloops en een dubbelloops, beiden geladen, volgens Jongman met hagel van de groote en de kleine 6 door elkander; zij waren voorzien elk van een mes, van welke messen zij zich onderweg nog bediend hebben om wortels te schrapen, hier en daar door hen uitgetrokken.
Op de Voorst gekomen hebben Gerrit en Klaas nog gejaagd tusschen de zeepalen en het Voorsterhek, Klaas met het éénloops, Gerrit met het andere van de twee geweren. Na zich enige tijd zich daarmede te hebben beziggehouden zijn zij uit de biezen den dijk weer opgekomen en vonden daar bij het Voorsterhek de veldwachters Bastings en de Liefde. De eerste van die twee bekeurde Klaas en wilde het geweer, waarmede hij gejaagd had en dat Gerrit reeds weder van hem overgenomen en over den schouder gehangen had, in beslag nemen. Hieruit ontstond tussen Gerrit en Bastings een woordenwisseling, onder welke Jongman den eerste aan den laatste de woorden "dat lieg je" heeft hooren toevoegen.
Toen Gerrit bleef weigeren om het geweer goedwillig af te geven greep Bastings het aan, teneinde het hem met geweld te ontrukken. Een worsteling tusschen die beiden was het gevolg: Gerrit hield daarbij de bovenhand, Bastings moest het geweer loslaten.
Naauwelijks had hij dit gedaan of Gerrit schoot zijn geweer (het dubbel), terwijl hij nog geen twee passen van hem verwijderd was, op hem af, met dat gevolg, dat Bastings, zonder eenig geluid te geven, dood ter aarde viel. Vervolgens trachtte hij met datzelfde geweer een schot te lossen op de Liefde, doch het ketste twee malen. Onmiddellijk daarop greep hij de Liefde aan, en wierp hem, zonder zich aan diens angstkreet "ik zal het nooit weer doen" te storen, voor den grond, ging op hem zitten en riep "jongens, snij toe, snij toe." Ook Jongman en Klaas vielen nu op hem aan en brachten hem, terwijl Gerrit hem steeds vasthield, elk aan een kant van hen zittende, sneden over het aangezigt en in den hals toe, totdat ook hij den laatsten adem uitblies. Vervolgens hebben eerst Gerrit en Klaas het lijk van de Liefde en daarna allen te zamen dat van Bastings gesleept naar een van de waterkuilen tussen de zeepalen en het Voorsterhek, en nadat zij die o.a. door er groen op te leggen, zooveel mogelijk aan het gezigt hadden onttrokken, zijn zij, Gerrit bij zich dragende vier eendvogels, die hij vóór de ontmoeting met de veldwachters geschoten had, naar den stad terug gekeerd, welke zij elk van een anderen kant zijn binnen gekomen.
Op hun weg stadwaarts, zoo zegt Klaas, heeft hij er nog over gesproken "dat zij het toch niet hadden moeten doen, dat het te slim [= te erg] was", waarop Gerrit gezegd had "ach ze vinden ze toch nooit."
De derde beschuldigde (Klaas Nieuwenhuis) heeft verder opgegeven, dat hij in den laten avond van den 16den October met zijn broeder Gerrit in diens woning (waarin ook Jongman gehuisvest is) heeft overlegd dat zij den volgenden morgen wederom naar de Voorst zouden gaan om de bloedige plekken wat weg te maken; dat Gerrit hem tot dat einde om drie uur 's nachts is komen oproepen, en dat zij met hun beiden naar de plaats gegaan zijn waar de moord was gepleegd en over het bloed zand en aardappelenloof heen gelegd hebben.
De beschuldigde Arend Jongman heeft nog verklaard, dat Gerrit Nieuwenhuis bij het naar huis gaan na den moord, heeft voorgeslagen om ook Bastings den hals af te snijden, omdat het dan den schijn zoude hebben dat niet door stroopers, maar door dieven die veldwachters waren vermoord; dat hij en Klaas dit evenwel hebben afgeraden en zijn voortgegaan en dat Gerrit hem voorts bij diezelfde gelegenheid heeft medegedeeld, dat hij de Liefde in de zakken gevoeld had, dat hij diens portemonnaie van het geld beroofd en die vervolgens er weer ingestoken had, maar hij dien armen bl...., daarmede doelende op Bastings, maar niet de zakken doorzocht had, want dat deze er toch wel niets in zoude hebben.
. "Ik zal het nooit weer doen." Vreemde kreet voor een veldwachter die meent in zijn recht te staan. Het klinkt kinderachtig schuldbewust.
De strafeis was levenslang tuchthuis voor alle drie.
De veroordeling: Gerrit 25 jr., inclusief 5 jr. voor diefstal van een geweer, Klaas en Arent allebei 20 jr. tuchthuis.
. Omdat ze relatief jong waren, is de veroordeling behoorlijk wat lager dan de eis.
. Ja, ze hebben deze verschrikkelijke moorden gepleegd en ja, ze hebben hun straf verdiend.
Maar, alles wat eraan vooraf ging moet, mijns inziens, niet buiten beschouwing worden gelaten.
Jan Jongman sr. was een broer van mijn overgrootvader.
Bron kranten: Delpher
Nawoord:
In tegenstelling tot vele anderen die geen vader meer hadden, zijn de kinderen Bastings vervolgens in weelde opgegroeid.
Landelijke collectes, de crowdfunding uit die tijd, brachten het gigantische kapitaal van ruim 16.000 gulden op. Daarnaast ontving de weduwe een pensioen van 250 gulden, terwijl de opvolger van haar man 300 gulden ging verdienen.
------------------------------------------------------------------------
Opmerkelijk
Op 15 oktober 1693 werd in de Lutherse kerk te Lehr gedoopt: Ulrigh, zoon van Rippe Jansen en Foelke Maria Santhasz (Schuurman 238,239).
Hetgeen ten strengste verboden was door de commandeur van de fortresse Lieroord, waar zij woonden.
Voor straf moest 25 gulden boete betaald worden. Omdat ze dit bedrag niet konden opbrengen kwam vader met twee rijksdaalders vrij.
Het verbod zal er niet voor niets geweest zijn.
Vond vader zijn geloof zo belangrijk dat hij zijn leven en dat van zijn zoontje ervoor waagde om het in een Lutherse kerk te laten dopen?
-----------------------
Bijzonder ingewikkeld.
Soms kun je aanwijzinkjes in het doopboek maar beter serieus nemen.
Mette Jans Schuurman trouwde met Geert Hendriks (Doncker). Zij woonden in de stad.
Hun oudste zoon werd gedoopt met de naam Hendrick Geerts. Kennelijk genoemd naar vaders vader.
Op diezelfde dag werd er nog een Hendrik Geerts gedoopt, ook zoon van een Geert Hendriks. Bij die doop staat o.a. dat zijn ouders buiten de stad wonen en dat vader meier is.
Toen zoon Jan van Mette werd gedoopt, werd zijn vader genoemd Geert Visscher.
Later kregen zij nog een zoon Hendrick, genoemd naar moeders overleden broer. Dus toen was er nog een derde Hendrick Geerts!
Hij noemde zich later Prins (Veel prinsgezinden in het hele land deden dat. Dit is dus geen familienaam!)
Bij de doop van een van zijn kinderen staat hij vermeld als Hendrick Geerts Schuurman. Kennelijk om aan te geven bij welke fam. hij hoorde.
Bij de doop van beide kinderen van zijn oudste broer staat achter de namen van beide ouders: Visscher. Waarschijnlijk om aan te geven dat het geen kleinkinderen van de meier zijn.
Bij zijn huwelijksinschrijving staat: Hendrick Geerts, zoon van Geert Hendricks Visscher.
Beide zonen Hendrick van Mette en Geert komen voor in de genealogie Schuurman evenals de beide kinderen van Hendrick Geerts (Visscher).
Mette's broer Gerrit is onze rechtstreekse voorouder Schuurman. Zij zijn kinderen van Jan Hendrickszoon Schuurman, die dus met recht onze stamvader genoemd mag worden.
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
Zoekend naar iemand met de naam Helprich, kwam ik ineens dit tegen:
"In 1262 verkocht Hendric Papinc van Steenwijk met toestemming van zijn leenheer Otto van Bentheim aan het klooster te Ruinen een hof te Eemster; getuige daarbij waren o.a. de ridders Bartolomeus van Ruinen, Rodolf van Ansen, Volkier van Echten en Helprich van Vollenhove."
Als dit klopt, dan waren er dus al ridders voordat Toutenburg gebouwd werd!
Ridder Helprich heeft vermoedelijk op het Fort gewoond.
-----------------------------------------
Nieuwe Tilburgsche Courant 13-1-1906:
----------------------------------
Leeuwarder Nieuwsblad 13 juni 1925:
--------------------------------
Zoekend naar de doop van Arent Eymberts Brave (492 Oldenhof), vind je ineens dit:
Is gedoopt Arent soon van Eymbert Arents, alias braafie en Geertjen Everts
Ik kwam niet meer bij van het lachen!
Door die bijnaam kregen de latere geslachten dus de achternaam Brave.
Hun eigenlijke achternaam was Rentinck, te zien bij de doop van enkele kinderen.
Deze tak werd Nederduits Gereformeerd.
Enkele Rentincks in Vollenhove bleven zeer actief Rooms Katholiek, terwijl dat toen verboden was.
Werd Eymbert daarom braafie genoemd?
Later dit berichtje gevonden in 'Ons Erfgoed' nov./dec. 2001:
"In april 1985 werd in Vollenhove een familiereünie gehouden van de familie Brave.
In dit stadje aan de voormalige Zuiderzee was deze familie in de zeventiende eeuw ontstaan uit het geslacht Rentinck.
Eijmbert Arents Rentinck komt voor het eerst op 23 juli 1643 in de doopakte van zijn zoon Arent voor met de vermelding 'alias Braafie', wat later veranderde in Brave.
Hij is te beschouwen als de stamvader van het geslacht BRAVE."
--------------------------
In 1664/1665 waren er zeker twee apothekers werkzaam in Vollenhove.
De apothekers Jan Talen en Jan Boumester kregen in die tijd leveranties van apotheker en groothandelaar Jacobus Milius te Kampen.
Talen betaalde daarvoor in 1664 13,55 gulden en in 1665 4,35 gulden.
Boumester betaalde in 1664 22,00 gulden en in 1665 16,33 gulden.
Bron: Bulletin No 17 van de Kring voor de geschiedenis van de Pharmacie in Benelux.
Redacteuren: Apoth. P. van de Vijvere, Brugge en Dr. D.A. Wittop Koning, Amsterdam
--------------------------------------------------------------------------
Archief Oldhagensdorp:
Acte van cessie (= overdracht van een schuldvordering)
Door de erfgenamen van Jan Lucas Brummelbos (zn. v. 718/719 Schuurman, idem 590/591 Oldenhof) en Margaretha Vos aan
Ave van Uterwyck, wed.e van Gijsbert van Dorth
van een jaarlijkse rente, gaande uit Langenholtsen Renooy's land,
thans toebehorende aan Evert Pingel (244 Oldenhof) c.s., gelegen op de Bente.
1737
bron: Vollenhove door de eeuwen heen. Site van Henk van Heerde
Behalve wat tussen haakjes staat.
Beetje moeilijk te begrijpen, vind ik.
Volgens mij betekent het dat Evert Pingel geld geleend had van Jan Lucaszn. Brummelbos om het land te kopen en dat die lening na het overlijden van Jan werd overgedaan aan Ave.
Het land was voorheen van Renooy uit Langenholte.
Uiteraard moest over de lening rente betaald worden.
-----
Evert Pingel was herbergier in 'De Zwaan' in de Kerkstraat.
Zijn zoon Hendrik Jan (122 Oldenhof) was wijnkoper.
In 1832 behoort een flink stuk land aan de erven van Hendrik Jan Pingel, zoals te zien is op HisGIS.nl.
Zes aan elkaar grenzende percelen nr. 140, 141, 142, 143, 151 en 152 in sectie H.
Vanaf de Noordwal nu ongeveer ter hoogte van de Zeekampen en de Wal t/m zuiveringsinstallatie naast de Scheuper bij de Bentdijk.
'k Vind het best bijzonder dat die locatie zoveel later nog precies terug te vinden is.
-----------------------------------------------------------------------
Als je in Vollenhove een eindje wandelde, dan ging je haven rond; de poorte rond; de Voorst rond of de Bentendiek rond.
Het waren inderdaad rondjes, van klein tot groot.
Oom Gerrit vertelde mij eens, dat zijn vrienden en hij als jonge jongens op zondagmiddag vaak de Bentdijk rond wandelden. Doppinda's mee voor onderweg.
Dan zongen ze liederen met veel coupletten, zoals: Het vrouwtje van Stavoren en De Schildwacht.
'k Heb destijds alles wat hij van die liederen nog wist opgeschreven, maar ben ze in de loop der jaren kwijtgeraakt.
't Moet een mooie wandeling geweest zijn.
De straat de Voorst was er nog niet, dus waarschijnlijk liepen ze achter het kerkhof langs steeds langs het water naar de hoge keileembult De Voorst. Het uitzicht was er vast prachtig.
Dan over of langs de Bentdijk en bij Wendel via het huidige Oppen Swolle terug naar de stad.
'k Heb zelf die wandeling ook wel gemaakt, maar ja, toen lag de N.O.P. er al.
Geen zeegezicht, maar een kanaal en polder.
(Inmiddels heeft een vriendelijke lezer mij de liedteksten toegestuurd. Daar ben ik heel blij mee.)
--------------------------------------------------------------------------
Uit: De Stormvloed in 1825
Beschrijving van wat er in de eerste week van Februari 1825 plaats had in het Noordwesten van Overijssel door H. van Dalfsen Oud-hoofd eener School.
blz. 43
"Een ander gezin der 5 weggeslagen huizen op het Zand, n.l.dat van Leendert de Olde, was ter nauwernood met vrouw en zoon gered, toen Leendert uit een der vijf ten deele nog staande huizen, een noodvlag zag wapperen.
Onmiddellijk begaf hij zich met zijn beide jongens naar de in nood verkeerenden in de reeds waggelenden woning.
Ondanks den geweldigen vloedstroom had De Olde de voldoening het bedreigde huis te bereiken.
Zo gelukte het dezen kloeken helden, (den ouden en den beiden jongen De Olden) 7 menschen te redden, waaronder één, die lid was van het Heemraadschap van Vollenhove."
Leendert de Olde is nr. 24 Oldenhof
--------------------------------------------------------------------------
Op 24 december 1891 overleden Steven Schuurman (zoon van 4 en 5) en zijn neefje Kier Schuurman, beiden 13 jr. oud, in de Zuiderzee, nadat zij verdwaald waren op het ijs.
Uit een verslagje van Kamper studenten 1891:
23 December ging ons Kerstverlof in. Allen hoopten, dat het ijs, dat thans sterk genoeg was, hen in de gelegenheid zoude stellen nog eens flink te profiteeren. In deze verwachtingen zijn allen teleurgesteld. Dooiweer van den tweeden dag van het verlof af.
------------------------------------------------------------------
Over wat er gebeurde met Hendrik Jongman (nr.12, Schuurman)
Staatscourant en Groninger Courant
_______________________________________________________________________
Geen zondagsrust toen het Rooms Katholicisme alle macht in handen had.
117 Schepenen, raad en gezworen meente oorkonden, dat de volgende burgers en vissers op de genoemde dagen vis ter markt mogen brengen:
op zondag: Henrick Gosens, Jan Winter en Jan Henrick met zijn gezellen;
op maandag: Arent Jansoen, Claes Donre en zijn zoon en Jan Vissker;
op dinsdag: Henric Doirganck en Jacop Lammen;
op woensdag: Wolter ten Kate en Herman Ridder;
op donderdag: Rikelt Schomaker en Engbert Tymanssoen;
op vrijdag: Jan Ridder en Derck Coppenssoen;
op zaterdag: Wycher Scuren, Jan Bluck en Meynert Schomaker.
Pag. 72.
Datering: 1502 februari 28 (des eersten manendages na Sante Peter ad cathedram)
__________________________________________________________________________
Oude schrijfwijzen van de naam Schuurman: Schuirman, Schúrman of Schuerman.
De tweede klinker betekende klankherhaling van de eerste.
(In een oud geschrift las ik b.v.: Als hij niet wil hoeren..... Dan denk je niet aan luisteren, als je 't niet weet.)
Op 12-3-1620 werd in Vollenhove Jan gedoopt, zoon van Jan Hendriks Schuirman.
Doopboeken tussen 1621 en 1634 zijn er niet meer, maar zoon Gerrit met wie onze familie verder gaat werd geboren in 1638 en zijn doop was gelukkig te vinden, evenals zijn huwelijksinschrijving.
nr.256 en 257 Schuurman
Vollenhove 1662
Ingeschreven 22 maart, 3 afkondigingen
Getrouwd 6 april
Geert (Gerrit) Jans Schuurman, zoon van Jan Hendriks Schuurman
En Hendrikjen Cornelis, dochter van Cornelis Gerritsen
wonende beide te Vollenhove (binnen de stadspoorten).
Juny 1638:
11 Ditto Is gedoopt Gerrit soon van Jan Schuirman bierdrag(er)
Het gezin van Jan Hendriks Schuurman was in die tijd waarschijnlijk het enige gezin met die achternaam in Vollenhove.
Negen of tien kinderen zijn in dit gezin geboren:
Hendrik, Jan,(mogelijk nog een Hendrik), Arentjen, Claes, Merrechjen, Ryckent, Mette, Jan Lubberts, Gerrit.
Tijdgenoten van de latere dichter, die in Vollenhove geboren werd.
Zij zullen elkaar vast wel eens tegengekomen zijn, hoewel ze in verschillende kringen verkeerden.
Moeder van de kinderen Schuurman was mogelijk ene Woltertje.
Om dat uit te zoeken moet ik weer elders een archief induiken.
Vader Jan Hendriks Schuurman (512), was als bierdrager een dienaar van de stad.
Hij moest een eed afleggen op 5-4-1630, daarna werd hij elk jaar gekozen t/m 1657.
Bier was het dagelijkse drinken voor iedereen, want dat was veiliger dan het aanwezige water.
Melk van dieren was voor jonge dieren en werd vrijwel niet door mensen gedronken.
In de loop van 1700 raakte bier wat minder in zwang door de komst van koffie en thee.
Kennelijk was een bierdrager tevens nachtwacht.
Hij moest 's avonds de stadspoorten sluiten en elk uur op alle straathoeken blazen.
Ik stel me voor dat ze op een hoorn bliezen en riepen: De klok heit zeven, zeven heit de klok, b.v.
Ze zullen vast een lantaarn bij zich gehad hebben om niet te struikelen in het donker.
Elk jaar op 22 februari, werden de dienaars opnieuw gekozen: Schepenen, weesmeester en thesaurier, meenslieden, broodwegers, vismeesters, bierdragers, ijkmeester, doodgraver.
Bij de accijnsmeester moeten ze opgeven hoeveel bier ze in- en uitslaan?
Op straffe van verlies van de functie.
Voor het inslaan bij burgers of gasten mogen ze een stuiver per ton rekenen en bij de tappers anderhalve stuiver.
Dit zal dan de accijns geweest zijn die afgedragen moest worden.
In goede jaren verdienden ze een paar guldens met deze baan, maar de meeste tijd kregen ze er niets voor.
Ik vermoed dat ze gekozen werden vanuit een gilde en dat ze daarnaast hun andere werk deden.
Dag- en nachtwerk dus?
Terug te vinden in de regesten van Vollenhove:
668 Schepenen en raad met de gezworen meente oorkonden, dat zij een ordonnantie hebben gegeven op het bierdragen:
"dat die gezwoeren bierdragers getrouwelicken zullen anbrengen den acchysmester ofte dengeenen die by schepenen ende raedt mit die voors. meente tot die administratie van dien gecommitteert zal worden, wat bieren zy in ende uthslaen, ende dat by pene van verlies haers deenstes;
item, die bierdragers zullen ontfangen van yder tonne biers, die zy by den borgeren ofte gast sullen inslaen een stuver ende niet meer, ende by de tappers voer yder tonne anderhalve stuver, sonder dat zy daer baven yetwas zullen eyschen, ende dit alles by pene voerss.;
tevens stellen zij de eed voor de gezworen bierdragers vast.
Pag. 569.
342 Eed van de bierdragers:
"Wy laven ende zweeren, dat wy de stadtwake getruwelicken holden, de stadtpoerten 's avontz schluiten, alle uhr de straten ommegaen, up alle hoiken ende winkelen blasen na utwisent ende vermoigent, in stadtligger vervatet.
Belaven volgentz, by eer ende eet, dat wy den axceess van wyen ende byer rechtverdichlicken anbrengen ende de schuttuige up stadtlandt doen, als andere saken den stadt angaende, an den vlitigsten vor waren willen doende, als guide dienders toestaet ende betamet. Dat ons alsoe Godt helpe ende al sin hilligen".
Pag. 620.
ende al sin hilligen, werd later doorgestreept.
12 Aangenomen tot dienaren [bierdragers] Joan Hendricks Schuerman en Roloff Wolters Vloetinck, waarna zij de eed hebben afgelegd.
Pag. 624.
Voor- en achternaam van Jan Hendriks Schuurman werden nogal eens verschillend geschreven, maar dat zie je vrijwel altijd in oude documenten.
Soms werd dezelfde naam in 1 document verschillend geschreven.
Schuttuig, vind ik alleen terug in een gedicht van Hendrik Tollens.
De verovering
Die eerkroon zij behaald en eer geen rust genoten!
Het schuttuig wordt gelost; de stormram voorgestooten,
De digglen aangeroeid, ten rotsklomp afgekloofd,
En uit de boot geraapt en op de blij gesloofd.
Reeds wordt een schans gebeukt, die wegbrokt in de haven, enz.
Hieruit concludeer ik dat het zwaar wapentuig is uit die tijd.
De stormram en de blijde, enz.
Dat moest natuurlijk 's nachts niet buiten de poort blijven staan, anders zou je met je eigen wapentuig aangevallen kunnen worden.
Replica van een blijde.
Het moeten sterke mannen geweest zijn, die bierdragers!
Kleinzoon van Jan Hendriks Schuirman:
Hendrik Claes Schuirman, uit het derde huwelijk van Claes Jans Schuirman, gedoopt 23-1-1676 Stad Vollenhove
Deze Hendrik Claes Schuirman werd gekozen bij de meenslieden vanaf 6-3-1715.
Op die datum legde hij de bijbehorende eed af.
In 1735:
Gekozen tot schepenen Jacobus van Neringe, Jan Maescamp, Hendrik Claes Schuirman, Jan Overwegh en Jan Lucas Brummelbos
Als er iets belangrijks te bespreken was, dan kwam het stadsbestuur 's morgens in alle vroegte bijelkaar.
Half zeven of zeven uur is te lezen in oude stukken.
Het was ook maar een bijbaan, denk ik.
Toen ik ik het wilde weg zocht naar de vader van Jan Hendriks, kwam ik dit nog tegen:
Ds. Henricus Schuurman (ex-priester) was in 1582 in Tzum en is van daar op enig moment naar Sexbierum beroepen.
In 1591 ging hij als afgevaardigde naar de synode te Dokkum.
Volgens Theologieportaal:
ds. Henricus Schuurman
1580 - 1582 Buitenpost
1582 - 1591 Tzum
1591 - 1598 Sexbierum
Daar word ik heel nieuwsgierig van: Wat is er met de man gebeurd en hoort hij onze familie, of niet?
----------
In wat voor tijd leefden zij, probeer ik mij voor te stellen.
Wat ik (laagopgeleid, maar niet zonder verstand zijnde) ervan begrijp:
Het leven werd bepaald door de bisschoppen, die alle macht in handen hadden.
Zij bepaalden welke edelen er in Vollenhove mochten wonen en welke bestuurlijke taken zij mochten uitvoeren.
Het gewone volk moest dom gehouden worden en zich voegen naar wat hen van hogerhand opgedragen werd.
De kerkdiensten waren volledig in het Latijn en slechts de hoger opgeleiden zullen er iets van begrepen hebben.
Het lezen van de Bijbel in de landstaal was verboden door de paus!
Wie van de edelen het waagde om anders te denken dan de kerk voorschreef, moest vluchten om niet domweg vermoord te worden.
Hetgeen tijdens en na Luther (1483-1546) en Calvijn (1509-1564) steeds vaker voorkwam.
Steeds meer edelen konden zich niet verenigen met wat de Roomse kerk voorschreef.
Zij verzamelden zich landelijk en verzochten de landvoogdes om vrijheid van godsdienst, maar dit "smeekschrift der edelen" werd afgewezen. Zij werden bedelaars genoemd: Geuzen.
Daarna brachten zij legers op de been om de macht uit handen te nemen van de Rooms katholieken.
Zij bevochten de Spanjaarden, die in de Nederlanden waren om de Roomse heerschappij veilig te stellen en die moordend, rovend en plunderend probeerden hun doel te bereiken.
Met als logisch gevolg dat er in sommige plaatsen later een beeldenstorm plaatsvond.
Begin 1581 werd de Spaanse bezetting uit Vollenhove verdreven.
Door het "Verraad van Rennenberg" kwam Steenwijk, tot dan toe nog niet veroverd, onder Spaanse bezetting 1582 - 1592.
Ook Vollenhove werd opnieuw ingenomen, zoals blijkt uit een brief van ds. Strijdonck te Blokzijl van 15-12-1586, waarin hij schrijft dat hij niet naar de synode te 's Gravenhage kan komen "vermits den viant so tho Vollenho als op de zee is."
Over het jaar 1585 werd geschreven dat er in Overijssel, ook rond Vollenhove, heel veel was geplunderd en verbrand.
Men moest grote sommen geld betalen aan de Spanjaarden, anders brandden zij alles plat.
Dit werd brandschatting genoemd.
Uit de regesten van Vollenhove, archief Steenwijk:
168 Georgie van Hattem, Peter Claess, Claes Willemssoen, Herman Geertssoen en Andreas Dominicus, schepenen, benevens Ryckolt Diercx, Mr. Egbert Otten, Reyner Franssoen, Berent Mathijssoen en Jan Claessoen, raadsmannen der stad Vollenhoe, verklaren geleend en opgenomen te hebben van Peter Claessoen, hunnen mederaadsvriend en weesmeester de som van 75 goudgulden a 28 stuiver ter voldoening van de brandschatting van den overste en veldmaarschalk Johan de Norreys, op welke som zij beloven jaarlijks op Sint Maarten in den Winter ten behoeve van de weeskinderen af te betalen de som van 5 goudgulden en tot onderpand te stellen den impost van 10 stuiver op iedere ton bier. Gegeven int jaer ons Heeren duysent vijffhondert drie ende tachtentich den vierden dach in Novembri stilo veteri. Oorspr. (Inv. n°. 369.) Met een fragment van het stadszegel.
75 goudgulden à 28 stuivers was dus evenveel als 105 'gewone' guldens. Het stadsbestuur leende dit geld van het weeshuis.
Op de synode te Hasselt op 21-5-1588, wordt gemeld dat de vijand geen gereformeerde predikanten wil toelaten in Vollenhove en Genemuiden.
Vrede van Münster.
Alle onderhandelaars bijelkaar.
Geschilderd door Gerard ter Borgh
Met de vrede van Münster in 1648, kwam er een einde aan de "80-jarige oorlog".
Hetgeen niet betekende dat er vervolgens vrede was.
Proberen zoveel mogelijk land en macht te veroveren ging gewoon door en is van alle tijden.
De scheiding van kerk en staat begon pas in 1795 vorm te krijgen.
In het rampjaar 1672 is Bisschop Bernard von Galen 'Bommen Berend' met zijn leger ook in Vollenhove en omgeving geweest. Een Vollenhover predikant schreef in het lidmatenboek:
Juli. Zijn wegens d'invasie des bisschops en de groote vluchting der Gemeente geen ledematen aangekomen.
In october, wegens de groote uytrojinge geen ledematen aangekomen.
De Kerstdagen konden klaarblijkelijk nog steeds niet bij familie worden doorgebracht.
Geen ledematen aangekomen, vanwege het voorheen geschrevene.
---------
Jan Hendriks Schuurman werd geboren ca. 1590.
Zijn zoon Hendrik, die voorman (voerman) was, overleed in 1657 op 37-jarige leeftijd.
Of het iets met elkaar te maken heeft weet ik niet, maar dit gebeurde ook in 1657 te Vollenhove:
Gekozen tot schepen Alhart Kiers ten Berge, thesaurier en heemraad,
"Ten Berge op den 24 octobris van Groningen doot te huyss gecomen synde,
is borgemeester Ter Barchorst op den 11 novembris denselven als thesauryer
gesuccedeert en heeft de bedieninge daerop aengenomen".
--------
Vollenhove, wat was er toen al:
(Klein foutje op deze kaart.
Het watertje links van de grote kerk waren twee steegjes.)
De stadsgracht tegenover het eilandje was de grens van onze latere tuin.
De grond verzakte daar nog steeds, vanwege die voormalige gracht.
Tekening gemaakt door Tavenier in 1786.
Rechts het Stadhuis met ernaast de vrijstaande klokkentoren en daarnaast De Grote- of Sint Nicolaaskerk, uit de 14de-16de eeuw.
Links achter de bomen een stukje van Het Olde Huys.
- Het bisschoppelijk kasteel met slotgracht.
Van hieruit regeerde de bisschop het Oversticht.
Nadat het bestuur Nederduits Gereformeerd werd en in het nieuwe gemeentehuis een onderkomen had, werd dit kasteel Het Olde Huys genoemd.
Later 't fort, onderkomen van o.a. huzaren.
Nu kaal eilandje in de haven.
- Huize Oldruitenborgh, Napoleon schijnt er gelogeerd te hebben.
Na verbouwingen veel later gemeentehuis geweest. Nu hotel.
- Het park van huize Oldruitenborgh, stamt uit de tweede helft van 1600.
Wij noemden het de bos.
De holwortel noemden we kiepies en aenties.
De bos stond er vol mee, evenals met sneeuwklokjes.
Ze werden veel door kinderen geplukt en het werden er nooit minder.
Als we de eendjes oud brood gingen voeren, dan riepen we: Poele, poele poele.
Een tijdje geleden hoorde ik een klein kindje dat ook nog roepen.
Vreemd overblijfsel uit de Franse tijd?
(Poule = kip).
Mijn tante zei altijd: Allez. Kom, we gaan.
Iemand haar moeder: Courazie kiend, courazie. Courage = moed.
- Het ridderkasteel Toutenburgh werd gebouwd in 1524.
Van verschillende kanten geschilderd.
Nu al lang ruïne.
- De kleine of Mariakerk, tekening van Johan Goutbeek.
Rechts voor de muur was de bongert (appelboomgaard) van Oldruitenborgh.
- Diverse havezathen, met uiteraard daaromheen de nodige boerderijen.
- De huizen van de handwerkslieden en niet te vergeten, die van de vissers
- De Heilige Geestkapel, onderdeel van het in 1370 gestichte gasthuis in de Oudestraat.
Bij gasthuis denk ik aan een ziekenhuis, maar hoe meer ik erover lees hoe meer ik denk dat het een oude mannen tehuis was, waar men zich als alleenstaande kon inkopen om zich te laten verzorgen.
In die tijd hadden mannen geen idee van huis schoon houden, de was doen, eten koken, enz.
- Een kinderhues (weeshuis) bestond al in 1432, als een van de eerste in het land.
Tot 1626 stond hier het huis van de fam. Bannier (Schuurman 2082)
Het werd gekocht en afgebroken door Joannes Lemker.
- Als woonhuis gebouwd in 1627 (Joannes Lemker), later verbouwd en daarna Franse kostschool.
Vervolgens voor allerlei andere doeleinden gebruikt.
(Ik ging er naar de bibliotheek en in de aangrenzende voormalige Franse school naar gymnastiek.)
Ten onrechte voormalige Latijnse school genoemd door een uitgever van ansichtkaarten.
De beschrijving uit een (ook niet al te nauwkeurig) reisgidsje van ca. 100 jaar geleden komt dichter in de buurt:
"Het stadhuis en de Fransche school op het kerkplein zijn met mooie Bentheimer gevelsteenen versierd."
Er was wel een Latijnse school, maar niet op deze plek. In 1613 werd Casparus Mores daar tot rector benoemd.
Hij was zeer waarschijnlijk de grootvader van Casparus Mores, die in 1664 burger van Vollenhove werd. (Schuurman 556)
---------
Over gilden is een en ander terug te vinden in de regesten van Vollenhove.
In 1703 zijn er in elk geval de volgende, waarbij de door de bisschoppen landelijk bepaalde, bijbehorende namen van beschermheiligen niet genoemd worden:
Backers (St. Nicolaasgilde) vanaf 1497 genoemd
Brouwers (St. Arnoldusgilde) vanaf 1497 genoemd
Caritas (St. Antoniusgilde) weeshuis, gasthuis en armenhuis
Coopluyden, (St. Nicolaasgilde?)
Kleermakers, snyders (St. Annagilde)
Schippers (St. Petrusgilde)
Schoenmakers (Crispinus en Chrispinianusgilde) gildebrief in 1469.
Deze vermeldt o.a. dat de twee gildemeesters elk jaar twee nieuwe gildemeesters moeten kiezen.
Smeden (St. Eloygilde)
Timmerluyden (St. Jozefgilde)
Visschers (St. Petrusgilde)
Wevers (St. Severinusgilde?)
------------------------------------------------------------------
Dirck Assendorp (Schuurman 182) was pander van het land Vollenhove.
Hij was assistent van de schout in juridische zaken.
Banken bestonden nog niet.
Als b.v. vier kinderen het ouderlijk huis erfden en een van hen bleef erin wonen, dan moesten de andere drie uitgekocht worden.
Zoveel geld was er meestal niet, dus dat werd geleend van een rijkere burger.
Daar moest uiteraard jaarlijks rente over betaald worden.
Lukte dat niet, dan werd de pander erop af gestuurd.
Zo kon het gebeuren dat de geldschieter soms eigenaar werd van de helft van het halve huis.
-------------------------------------------------------------------------
Wat moeilijk te begrijpen als je het zo leest, maar het ziet er naar uit dat de kinderen van 64 en 65 Schuurman, na het overlijden van hun moeder, het ouderlijk huis verkocht hebben aan hun broer Berend.
Vader was al eerder overleden.
De plaats waar het huis stond teruggevonden op HisGIS.nl.
In 1832 was sectie A, perceel 24 in bezit van de erven Berend Symons Schuurman.
Tussen Visserstraat en Aan Zee (Oranje omlijnd op de kaart.)
Stad Vollenhove invnr. 2714
f 259
datum 22-04-1793
Wij schepenen en raaden der stadt Vollenhove attesteeren hiermeede dat voor ons is in den Edelen Egte Gerigte gecompareert zijn: Hermen Schuurman, Pieter Grave als gevolmachtigde van Berendje Simons Schuurman en van Reindert Arents Jonkman en deszelfs huisvr. Trijntje Simons Schuurman wonende te Enkhuizen luid proc: voor notaris en getuigen op den 08-06-1792 gepasseerd voorts G.J. Horselenberg als gevolmachtigde van Johannes Nienrinks en Claas Simons Schuurman luid proc: op den 7 juni 1792 voor notaris en getuigen te Ham gepasseerd zijnde beiden procuratien gelesen voorts de diaconen v't Armhuis van V'hove voor Willempje Simons Schuurman en Aaltjen Schuurman wed. van Claas Thomas zijnde geassisteerd met Jan Schuurman en eindelijke Jan Schuurman en Grietje Post ehelui tutore marito welke alle tesamenlijk verklaren voor een somma van penningen thans wel betaald en ten volle genoegen ontvangen somma van penningen te hebben verkocht aan Berend Simons Schuurman en Grietje van Doorn een huis en hof staande en gelegen in de Vissersstrate hebben ten oosten Geert Hoegen van Smirren ten westen het huis van der Meulen, hebbende de helft van de grond tusschen het taanhuis en voorschreven huis zijnde voorschreven huis buiten Heeren stedelijke en nabuurlijke lasten vrij van uitgang en cederen en transporten ten erfelijke profijt van voornoemde koper.
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
Schuurman-dag 2012
Hier het wat uitgebreidere verhaal van wat ik die dag heb verteld.
Tevens aangevuld met nieuwe feiten.
Een bijzondere tak in onze familie.
Voor wie hoopt dat ik een 'rijke en beroemde' voorouder heb gevonden, helaas...
Tot nu toe alleen maar gewone mensen en daar is volgens mij niks mis mee.
Er was een gerucht over Hugenoten in onze familie en een verhaaltje over een dominé met twee dochters in een koetsje.
Voor de Hugenoten moeten we minstens terug naar mensen die voor 1700 geboren zijn en we moeten terecht komen bij iemand met een Franse naam.
In 1685 werd het openlijk belijden van hun godsdienst een strafbaar feit.
Men kon gevangen gezet worden en bezittingen konden verbeurd verklaard worden.
Ook was het verboden om Frankrijk te verlaten, maar honderdduizenden deden dat toch.
In de Stad Namen in de Zuidelijke Nederlanden, vindt in 1721 het huwelijk plaats van Pieter Ernst Kindtsbag (Kinsbach) met Marie Marguerite Dancou.
Verder terug heb ik nog niets gevonden, maar beide achternamen zijn mogelijk afkomstig van plaatsnamen.
Baerenloch bij Kindsbach:
Le village d'Ancou:
Het dorp Ancou ligt in de Franse PyreneÃÂën en op de ansichtkaart staat een koetsje.
Met mijn fantasie zie je het dan zo voor je. Die dominé met zijn twee dochters in een koetsje vanaf de Spaanse grens heel Frankrijk door, over de slechte wegen van toen. Dat zou een heel avontuur geweest zijn en je kunt je dan ook voorstellen dat zo'n verhaal eeuwenlang in de familie blijft rondzingen. Maar dat is fantasie.
Van ons echtpaar wordt in 1725 zoon Nicolas RK gedoopt te Namen.
Hij zal een aardig mondje Frans gesproken hebben, evenals zijn naamgenoot in Canada ongeveer twee en halve eeuw later.
Als getuige was aanwezig: M. Johanna Dancoe, mogelijk een zus van M. Marguerite.
Namen had een grote citadel, waar het leger gehuisvest was.
Van 1723 tot 1728 was daar gelegerd het Regiment Artillerie, comp. Peter Willem baron van Verschuer.
Datzelfde regiment lag van 1728 tot 1731 in zes andere plaatsen
onder andere in Venlo en Nijmegen.
Als er geen oorlog dreigde, dan wisselde men om de drie jaar van garnizoensplaats.
Dat zal een mooi gezicht geweest zijn: Honderden soldaten in mooie uniformen; muzikanten die marsmuziek speelden; de gehuurde karren met alle spullen die mee moesten en ook vrouwen en kinderen trokken vrolijk mee.
(De Nederlandse Artillerie Mars is sinds 1677 in gebruik en te horen op you tube.)
Namen: Citadel en Waals Parlement
De Nederlanden hadden niet voldoende inwoners om zelf een groot leger op de been te brengen. Daarom werden hele regimenten soldaten uit het buitenland ingehuurd, o.a. Zwitsers, Engelsen en Schotten.
Soldaten konden meestal niet lezen schrijven, maar spraken wel 3 á 4 talen vloeiend.
In 1730 komen we Pieter Ernst tegen in Venlo, waar hij getuige is bij het R.K. huwelijk van een vriend.
Zijn voornamen zijn er 'verlatijnst' opgeschreven.
Hij staat genoteerd als Petro Ernesto Kinsbach.
(Ik heb dat vaker gezien, dus daar schrik ik niet van. Iemand die bijvoorbeeld als Hendrik gedoopt is kan daar Enricii genoemd worden.)
En er staat bij 'miles', dat betekent soldaat.
Artillerie uniform 1793
In Nimwegen (Nijmegen) wordt een jongetje geboren dat heet: Johan Jurrien Kinsbach.
Om hem aan zijn ouders te koppelen, moeten we kijken naar de namen van zijn kinderen. Vernoemen werd in die tijd gelukkig nog strikt gedaan.
Zijn eerste kind is een dochter Maria Margrieta en later krijgt hij ook nog een zoon Pieter Ernst.
Alles bijelkaar genomen, is het vrijwel zeker dat Marie Marguerite Dancou en Pieter Ernst Kinsbach zijn ouders waren.
(En omdat lang niet alles terug te vinden is uit die tijd, zal het misschien nooit zekerder worden dan dit.)
Toch gevonden! Op het internet.
De verbastering van de namen kan te maken hebben met slecht leesbaar oud schrift en onbekendheid (van Engels-taligen) met Nederlandse namen.
Joannes Georgius Kinsbagh werd op 12 juni 1722 gedoopt in Nijmegen.
Zoon van Petri Arens Kinsbagh en Mariae Margaritae Dancko.
Aanvulling 6-10-2017:
Zoon Johannes Guillielmus (of in goed Nederlands: Jan Willem) gedoopt in Nijmegen.
Aanvulling door mw. Hagreis:
Op 2-6-1729 te Venlo gedoopt, dochter Maria Magdalena
Waarmee de reis verandert van Namen, huwelijk 1721?
naar Nijmegen, geboorte Johannes Jurjen 1722 en geboorte Johannes Guillielmus 1723
terug naar Namen (1725-1728), geboorte Nicolas 1725
dan naar Venlo (1728-1731), geboorte Maria Magdalena 1729
en getuige bij huwelijk 1730
-------------
7-2-2015:
Nog twee kinderen gedoopt in Venlo, zo te zien RK.
Maria Magdalena staat er niet tussen, maar haar doop staat in het militaire RK doopboek van Venlo.
Achteraan staan de namen van de getuigen.
--------------
6-2-2015:
Het lijkt er nu op dat Pieter Ernst bij inf.reg. 577a was.
Regiment Nationalen Plettenberg 17, Schaumburg Lippe:
1719 Namen, 1722 Nijmegen, 1725 Namen, 1728 Venlo, 1731 Namen, 1737 Venlo.
12-10-2017:
In 1752 in hetzelfde inf. reg. 577a
Achternaam Kinsbagh
Voornaam Andries Francis
Wapen Infanterie
Regiment Rumpff
Compagnie van Maj. E. Haarsma, v/d Maj. D.J.van Knuth
Aard van de bron Stamboek
Bronnen: Nationaal Archief en Dutch Regiments soldaten-genealogie.
-------------
Serviesgeld
Als een legerplaats niet groot genoeg was om alle soldaten onder te brengen, dan werden zij ingekwartierd bij burgers.
Deze kregen daar dan van de gemeente een vergoeding voor, serviesgeld genaamd.
Uiteraard werd er wel eens geklaagd dat de mensen die in de kleinste huizen woonden het vaakst inkwartiering kregen, terwijl degenen met grotere huizen overgeslagen werden.
Serviesgeldregisters zijn bewaard gebleven in het archief van Coevorden en bij het Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag.
Mocht iemand daar eens in de buurt zijn en willen nazien/navragen op de namen Kinsbach en Ritchie ???
-----------
Trouwboek Groningen:
26-9-1750 Pieter Errenst Kinsbach van Wetzlar en Anna Catharina Bos, weduwe van Gerrit Scholtens pro qua Carel Stoffers als daartoe &sogt
Jan Dijmers en Harmannus Retenbarg hebben het opsigt angenomen over des bruidegoms jongste zoon.
Hoogstwaarschijnlijk is dit het tweede huwelijk van Pieter Ernst.
7-2-2015:
Er is een dorp Kinzenbach im Landkreis Wetzlar, maar ook een plaats genaamd Wetzlar.
------------
Johan Jurrien werd chirurgijn in het leger.
Daar was geen speciale opleiding voor nodig, 't was meer een verzorger van de gewonden.
Daarnaast was een chirurgijn ook vrijwel altijd kapper, want als er niet gevochten wordt dan moet zo'n man toch ook iets nuttigs doen.
Johannes Kintzenbach
Inf. Reg. Oranje Nassau, 1e Reg.
Bataillon van Majoor D'Achard
Compagnie van de Kapt. Prins van Solms
In 1752 werd dit Regiment door reorganisatie bij een ander regiment gevoegd.
Per regiment was er meestal maar een chirurgijn.
Vermoedelijk is Johan J. toen in Coevorden aangesteld als 's Landsarts, voor de militairen die daar gelegerd waren.
Hij had ook de zorg voor zieke gevangenen en schreef hen, behalve medicijnen, ook soep en warme maaltijden voor. (Zoals in een boek over Coevorden wordt vermeld.)
De gevangenen zaten letterlijk op water en brood.
In 1754 trouwt hij in Groningen met Geesje uit Coevorden en daar worden ook zijn kinderen geboren.
Het IJzerkoekenoproer is de naam voor een volksopstand die plaatsvond in Coevorden, op 22 december 1770.
De kerkenraad had een voorstel gedaan tot afschaffing van dat oudt en slegt gebruik, dat op nieuwjaarsdag lange heeft plaatsgehad, met betrekking tot het uitdelen van zo genoemde nieuwjaars- of ijzerkoeken (knieperties) aan straatlopers en dergelijke. Het verbod werd uitgevaardigd, maar veroorzaakte al direct grote onrust onder de bevolking. Er werd opgeroepen om tijdens een vergadering op het kerkhof te protesteren.
De protestbijeenkomst werd verboden, omdat men bang was voor relletjes, maar dat bleek olie op het vuur. Op oudejaarsdag werd het raadhuis belegerd door een woedende volksmenigte, aangevoerd door de ijzerkoekenbaksters. De heren bestuurders gaven toe, maar daarmee was de belegering nog niet ten einde. Uiteindelijk moest de magistraat onder begeleiding van garnizoenssoldaten naar huis gebracht worden.
Vervolgens komen wij bij de zoon Pieter Ernst en dat is een hele lastige.
Hij wordt geboren in 1771 te Coevorden; trouwt in 1797 in Edinburg Schotland; krijgt vermoedelijk in 1800 te Londen zoon Hannes Jurriën en overlijdt mogelijk in 1804 in Middelburg.
De naam van zijn vrouw was Janet Ritchie, ook al staat zij in Nederland genoteerd als Sina Ritjes.
Vermoedelijk heeft zij haar Schotse naam genoemd en is deze als Nederlandse naam opgeschreven.
Voor wie dit leuk vindt:
Als we kunnen bewijzen dat wij een voorouder Ritchie hebben, dan horen ook wij nu nog bij de clan MacIntosh en mogen we die tartan (ruit) dragen.
Wapenspreuk van de familie Ritchie: Virtutue aquiritur honos.
Honor is aquired by virtue = Eer wordt door deugd verworven.
19-5-2017 Door Onno IJspeerd is bewezen dat het klopt, dus de tartan en wapenspreuk horen ook bij ons.
Uniform 3e reg. Schotten onder Stuart
Mogelijk heeft Pieter Ernst zijn vrouw in Coevorden leren kennen toen daar in 1791 en 1793 een Schots infanterie regiment gelegerd was: 3e Regiment 603a (Later genoemd Nationalen 603a en daarna samengevoegd in het 3e regiment van de 6e halve brigade.)
In dat regiment onder Stuart, in Coevorden waren: Robert Ritchie, sergeant; John Ritchie, sergeant; James Sutherland, sergeant en gehuwd met Johanna Ritchie. Johanna staat ook genoteerd als: Anna Rietjes.
? 1794 Haardstedengeld Coevorden, in de stad.
P. Kinsbach, glazenmakersknecht 0,0.
Heeft de huishouding opgegeven.
Waardoor Pieter Ernst aan de andere kant van het Kanaal belandde, is (nog) niet duidelijk.
Was hij op een van de marineschepen die prins Willem V achterna gingen toen deze in 1795 naar Engeland was gevlucht?
Nou ja, gevlucht... Hij nam wel koetsen vol met van alles mee, tot kisten met serviesgoed aan toe.
De prins logeerde in verschillende paleizen o.a. Kew Palace bij Londen.
In 1801 vertrok hij naar zijn bezittingen in Duitsland.
Qua jaartallen zou het kunnen, maar verder onderzoek is nodig.
Pieter Kintsbach
Inf. Reg. Lewe van Aduard, Bataillon 2
Compagnie Meijer
Aard van de bron Recruten en rangeerlijst
Bronverwijzing Nummer toegang: 1.01.19, inventarisnummer: 1936
Opmerking:
Document bevat meer informatie
Bron: Nationaal Archief Den Haag
Infanterie Regiment 671b:
Vanaf 1780 was een Lewe van Aduard kolonel commandant.
Van 1786 tot 1790 was dit regiment in garnizoen te Coevorden en omstreken.
Begin 1793 bedroeg de (theoretische) sterkte 762 man. Na de oorlogsverklaring op 1 februari 1793 van de Franse Republiek aan de Koning van Engeland en de Stadhouder der Nederlanden werd de sterkte opgevoerd naar 983 man.
Bron: Dutch Regiments soldaten-genealogie.
Pieter Ernst was mogelijk militair chirurgijn, zoals zijn vader en ongeveer 33 jaar oud toen hij overleed.
In Engeland heersten tussen 1800 en 1804 verschillende zware epidemieën van tyfus, mazelen, griep en roodvonk.
In Zeeland kwam vaak malaria voor omdat er veel moerasgebied was.
Het lijkt erop dat Hannes Jurrien, zijn moeder en twee broertjes achterbleven in Deventer toen vader met het leger verder trok.
Zijn moeder is spinster. Zij blijft in Deventer tot aan haar overlijden.
Hij wordt arbeider en trouwt in 1822 in Vollenhove.
Hannes Jurriën had niet de juiste papieren en overhandigde een akte van bekendheid, goedgekeurd door het Gerecht in Deventer.
(Het gebouw is daar nog te vinden in een hoekje van een groot plein.)
Hij moest er negenenvijftig en halve Cents voor betalen.
Verschillende mensen verklaren (in 1817 en anderen in 1820) dat ze hem goed kennen; dat hij in 1800 in Londen geboren is; dat zijn vader de bewijzen van geboorte en doop verloren heeft; dat zijn vader, als chirurgijn in het leger, in 1804 in het hospitaal te Middelburg overleed en dat Hannes J. ondanks daartoe aangewende moeite, geen doodattest heeft kunnen bekomen.
Verklaring van 28-3-1817 o.a. door twee gepensioneerde militairen, van wie de ene Jacob Mandelij heet.
In 1756 trouwt een Maria Johanna Mandelij, (geboren in Gent) met iemand uit hetzelfde inf. regiment 671b waarin later Pieter terecht kwam.
Een vrij zeldzame achternaam, dus vermoedelijk familie van Jacob.
Waarom kon hij geen bewijs van zijn vaders overlijden krijgen?
Hannes J. moest bij zijn voorgenomen huwelijk ook een bewijs leveren dat hij aan de nationale militie had voldaan.
Dat ging echter niet, omdat hij een strafblad had en daarom niet werd opgeroepen.
In december 1817 wordt zijn eerste kind geboren.
In de papieren bij het huwelijk staat dat Johannes Jurrien Kinsbach op 9 februari 1815, wegens diefstal, veroordeeld werd tot een gevangenisstraf van twee jaar in verbeterhuis te Vollenhove.
(Gevonden met behulp van HCO forum.)
Verbeterhuis
In de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, kreeg het de betekenis 'opvoedingsinrichting voor jeugdige delinquenten, verbeteringsgesticht, tuchtschool'.
In Nederland hebben tientallen verbeterhuizen gestaan. Alleen Delft telde in de zeventiende eeuw al vijf particuliere verbeterhuizen. Het waren toen een soort particuliere gevangenissen, aldus een historische bron, ,,waarin rijke families verwanten konden opbergen die hen door afwijkend gedrag in verlegenheid hadden gebracht in de hoop dat deze zwarte schapen tot inkeer zouden komen". Voor opname in zo'n verbeterhuis was overigens wel toestemming van de overheid nodig. Net als dolhuis en simpelhuis ('gekkenhuis') kreeg verbeterhuis op den duur een slechte naam. Je komt het woord vooral tegen in boeken over straatjongens - een tijdlang een populair genre. Die jongens waren als de dood voor het verbeterhuis.
Ik krijg een sterk vermoeden dat hij ten tijde van de diefstal in feite ouder was dan 14 jaar, maar alle papieren die dat hadden kunnen bewijzen waren destijds al verdwenen.
De Burgemeester officier van den Burgerlijken Stand der Stad Deventer certificeert dat alhier op zondagen den Vierden en Elfden Augustus dezes Jaars, de afkondigingen van het huwelijk voorgenomen tusschen
Hannes Jurrien Kinsbach, arbeider oud tweeëntwintig Jaren, geboren te Londen, wonende te Vollenhove meerderjarige zoon van Pieter Ernst Kinsbach overleden en Sina Ritjes buiten beroep wonende te Deventer
en
Johanna Maas zonder beroep oud vijfentwintig Jaren geboren en woonachtig te Vollenhove meerderjarige dochter van Gerrit Maas en Maria Jans Apeldoorn wonende te Vollenhove
hebben plaats gehad zonder dat er tegen voorgeschreven huwelijk oppositie ter onzer kennis gekomen is.
Deventer, den 4 September 1822.
De afkondigingen werden gedaan op 4 en 11 augustus en toen zou Hannes Jurrien dus 22 jaar oud geweest zijn.
Zijn broer Pieter Ernst werd gedoopt op 15 januari 1800 in Coevorden, dus hoe kan H.J. dan voor 4 augustus van datzelfde jaar in Londen zijn geboren???
De reis van zijn moeder lijkt ook vreemd:
Getrouwd in Edinburg november 1797;
dan in januari 1800 het eerste kind Pieter Ernst, in Coevorden;
met de baby naar Londen waar in datzelfde jaar (Jo)hannes Jurrien geboren wordt en in Deventer dec. 1802 nog een zoon Gerriet.
Waarom wordt Pieter Ernst naar zijn vader genoemd, die dan nog in leven is?
Gerrit werd vermoedelijk genoemd naar vaders jongste broer.
Noemt moeder zich nu magere Ritchie?
Het onderzoek gaat verder.......
Geprobeerd in Middelburg iets te vinden omtrent het overlijden van vader, maar helaas niets gevonden.
In 1942 was men juist bezig om het archief naar een veiliger plek te verhuizen, toen een brand na een bombardement een heel groot deel vernietigde.
De boeken met de namen van de zieken en overledenen in het hospitaal werden goed bijgehouden (door de Fransen). In een keurig handschrift.
Ik heb zo'n boek mogen inzien, dat ging tot 1802. Toch daarin gezocht voor 't geval dat het jaar 1804 misschien niet zou kloppen.
In de boeken van de enige Dutch Reformed Church in Engeland, Austin Friars in Londen, komen hun namen helemaal niet voor!
Niet bij attestaties en ook niet bij dopen.
--------------
Het inf. regiment waar Pieter Ernst bij diende, werd in 1795 het tweede bataljon van de vijfde halve brigade.
Volgens een onofficiële bron was deze in 1801 te Deventer en ging in 1804 naar Domburg.
Dit komt goed overeen met het verhaal van Janet Ritchie, c.s.
Als we ervan uitgaan dat de rest ook klopt, dan zou het zo kunnen zijn dat bij de doopinschrijving in Coevorden een vergissing is gemaakt.
Denkbaar wanneer er b.v. gezegd is: De vader is Pieter Ernst en het kind wordt naar zijn vader genoemd.
Hannes Jurjen zou bij terugkeer vanuit Engeland in de buurt van Londen kunnen zijn geboren en later in Coevorden gedoopt.
----------------
Uiteindelijk ging het beter met Hannes:
Akte van patent door de magistraat van Vollenhove afgegeven aan Johannes Jurrien Kinsbach als winkelier, 1840
Luxe goederen werden vanaf 1805 financieel belast.
Men moest bij de lokale overheid een gezegelde akte van patent (vergunning) aanvragen.
Voorbeeld:
Deze voor haarpoeder kostte 7 gulden en 18 stuivers en was een jaar geldig.
-------------------
Bij het huwelijk van Hannes Jurrien werden drie kinderen gewettigd.
Een van die kinderen was Maria Gezina, onze bet-overgrootmoeder Schuurman.
Moeder van Teunis Schuurman (Teunis de Buter).
Hiervan werd taanvloeistof gemaakt.
Het lijkt op steen en kwam uit Indië.
De kern van bepaalde bomen werd flink ingekookt en daarna gedroogd, zodat het spul gemakkelijker naar Nederland vervoerd kon worden.
Teunis was zeilmaker en had een taanderij aan de haven.
Hij trouwde met Henriëtta Bruining en ze woonden in het huis Haven 248 (later omgenummerd naar 11).
Zij kregen zeven kinderen: Hendrik, Jan Simon, Johannes (jong overleden), Johannes, Aaltje, Steven en Pieter Jurriën.
Toen de jongste net vijf jaar geworden was, stierf moeder Henriëtta.
De VN 80 van mijn oudoom Johannes (Hannesome) getekend door Peter Dorleijn
Teunis hertrouwde met Lena de Oude. Van haar is bekend dat ze zo lief was voor de kinderen.
Het huis (midden achter op de foto) was niet alleen breed, maar ook erg lang en had verschillende kleinere kamertjes aan de zijkant met een eigen ingang.
Toen ik daar eens met mijn moeder achterom liep zei ze:
"Het is hier altied net as der gien ende an kump".
Deze kamertjes werden in de tijd van Teunis en Lena gehuurd door Stijntje Elfring, weduwe van Christoffel Oldenhof. Zij was mijn overgrootmoeder van vaders kant.
Het huis ging van Teunis naar zijn oudste zoon Hendrik; van Hendrik naar zijn dochter Henriëtta; van Henriëtta naar haar zoon Harm. Gerrie, de weduwe van Harm, was de laatste bewoonster voordat het werd afgebroken.
Even snel door de geschiedenis van Vollenhove.
Er waren al enkele bewoners toen de bisschop van Utrecht er een slot liet bouwen op het eilandje in de haven: Het fort. Het eilandje was groter dan nu en de haven was de slotgracht.
De adel werd uitgenodigd om te komen jagen in de bossen en bouwde er buitenverblijven.
Er kwamen meer vissers, boeren en ambachtslieden.
De adel had veel invloed, dus kwamen er goede verbindingswegen.
Maar dat niet alleen, in 1432 was er al sprake van een kinderhues, een weeshuis. Dus de kindjes hoefden niet voor galg en rad op te groeien, er werd voor hen gezorgd.(Een van de vroegst bekende weeshuizen in Nederland.)
Er was ook een ridderkasteel: Oldruitenborg.
Die rijke variatie van bevolking in zo'n piepklein stadje geeft het iets sprankelends, vind ik.
Kort samengevat in de lijn:
144 Pieter Ernst Kinsbach en 145 Marie Marguerite Dancou
Hun zoon:
72 Johan Jurrien Kinsbach
Zijn zoon:
36 Pieter Ernst Kinsbach
Zijn zoon:
18 Hannes Jurriën Kinsbach
Zijn dochter:
9 Maria Gezina Kinsbach
Haar zoon:
4 Teunis Schuurman
Zijn zoon:
2 Jan Simon Schuurman
Zijn kinderen:
1 Onze ouders Schuurman
----------------------------------------------------------------
Schuurman-dag, vervolg:
Bij een volgende reünie bleek dat mijn tante Jet de dominé met twee dochters in het koetsje zelf had gezien.
Hij moest familie zijn van haar oma Henrietta Bruining en ze waren afkomstig van de Hugenoten.
Henrietta's vader heette Jan en haar opa was Herman Bruining.
Van Herman nog steeds de ouders niet teruggevonden.
Al vijfentwintig jaren gezocht, waarvan de afgelopen zes jaren zeer intensief, naar Bruining.
Die dominé met z'n twee dochters en het koetsje lieten mij niet los.
Hele generaties van dominé's Bruining opgespoord en op een rij gezet, waaronder een familie van begin 1600 tot begin 1900, zonder resultaat.
De fam.van ds. Henricus Jeremias Brunings uitgezocht, omdat deze in Vollenhove woonde, ook zonder resultaat.
Intussen uitgevonden dat de naam Henrietta afkomstig was van Henrietta Lucretia Vernhout uit Zwolle,
die volgens mij eigenlijk Hauwke had moeten heten, naar haar oma.
(Bij haar doop was een getuige die ook Henrietta Lucretia Verhout heette.)
Bijna moedeloos geworden van al het zoeken, een ander spoor gezocht.
Was het misschien een dominé Fernhout geweest?
Een soortgelijke naam kwam ook voor in Frankrijk, vanaf begin 1600, geschreven als: Vernault, Vernaut, Vernaux binnen een familie.
Ik vond een dominé Klaas Fernhout, geboren 11-3-1858 te Smilde, overleden 6-6-1953 in Baarn, 95 jr. oud.
Zou hij het geweest zijn?
Hij was in het hele land bekend, dus het kostte niet heel veel moeite om zijn kinderen op te sporen.
Zijn zoon Meine was ongeveer in de bedoelde tijd, burgemeester van Kampen:
Meine Fernhout
Burgemeester van Tienhoven 1910; Mijdrecht-Wilnis 1914;
Kampen 1919; Middelburg 1933; Bussum 1939, eind 1941 ontslag genomen, na bevrijding terug; Pensioen 1949
ds. Klaas Fernhout
De twee jongste kinderen van Klaas waren meisjes en geboren in 1900 en ca. 1904.
Dat klopte aardig met wat ik zocht, dus vrolijk verder.
De ouders van Klaas:
Meine Fernhout, geboren 15-11-1831 Hoogeveen, overleden 7-3-1910 Hijkersmilde
timmerman/scheepsbouwmeester
gehuwd 10-6-1855 Smilde, met
Geesje de Vries, 25 jr., geboren te Smilde, overleden 10-3-1856
gehuwd 1-12-1857 Smilde, wed.nr. van Geesje de Vries, met
Antje Dijkstra, 18 jr., geboren 23-4-1839 Oosterwolde, overleden 27-5-1913 Smilde
Ouders van Meine:
Klaas Ferhout, geboren 1-9-1797 Hoogeveen, overleden 6-7-1886 Hijkersmilde
gehuwd 2 april 1826 in Hoogeveen met
Femmigje Berghuis, geboren 30 juli 1798 Hoogeveen, overleden 11-6-1889 in Hijkersmilde
Ouders van Klaas:
Meine Fernhout, geboren 7-10-1770 Hoogeveen, gedoopt 14-11-1770 Hoogeveen, overleden 17-4-1825 in Haagje, Hoogeveen
gehuwd met
Egbertjen (Thomas)Ymker, gedoopt 26-6-1772 Hoogeveen, overleden 7-11-1838 Hoogeveen
Ouders van Meine:
Klaas Fernhout, gedoopt 1-1-1739 Hoogeveen, begraven 3-8-1784 Hoogeveen
gehuwd met
Femmegien Jans, gedoopt 7-4-1749 Hoogeveen, begraven 17-11-791 Hoogeveen.
Ouders van Klaas:
Meyne Jans Vernhout, gedoopt 12-4-1713 Hoogeveen, belijdenis 20-12-1734 te Zwolle, wonend buiten de Kamperpoort.13-11-1735 met attestatie naar Hoogeveen.
gehuwd, j.m. van Hoogeveen, 6-10-1737 Zwartsluis, met
Jentjen (Klaas) van der Veen, j.d. van Zwartsluis
Ouders van Meyne:
Jan Jurriens Verrenhout, geboren in 't Hoge Veen, begraven 8-12-1756
(Hij woont op hetzelfde adres als voor hem Jacob Jans wieldraaier vanaf 1691, wiens wed.e wieldraaier was van 1704-1709.)
gehuwd, inschrijving 12-10-1709 Ruinen, (attestatie nr. Hoogeveen) met
Jentjen Meinen geboren in Pesse, dochter van Meine Meinen en Geesje
Ouders van Jan: Waarschijnlijk deze, maar er was in die zelfde tijd ook een Jurjen Jans woonachtig in Hoogeveen, die was 2x gehuwd.
Jurjen Lubberts, geboren 1655, overl.1693, wieldraaier
gehuwd j.m., 25-6-1682 Meppel, met
Geesjen Jans, j.d. van Eesinge
Met attestatie van Meppel: 24-9-1682 in Hoogeveen
Ouders van Jurjen:
Lubbert Jurgens, j.g. van de Swarte sluys
gehuwd 22-5-1643 te Meppel, met
Trijntjen Jacobs, j.d. van Suytveen
kinderen:
1654-Jacobjen, gedoopt 9-4 Meppel
1655-Jurjen
1659-Hendrick, gedoopt 1-4 te Meppel
1661-Jan, gedoopt 30-10 te Meppel
Het is een heel eind terug, maar met Henrietta Lucretia Vernhout komen we uiteindelijk bij
bovenstaande Hendrik Lubberts terecht.
Zowel ds. K. Fernhout, als Henrietta Bruining zijn mogelijk afkomstig van dezelfde voorouders.
Of dit Hugenoten waren is nog niet aangetoond.
Voor de volledigheid nog de lijn terug naar Henrietta.
Hendrik Vernhout, gedoopt 1-4-1659 Meppel, begr. Zwolle (Bethelemsche kerk) 14-8-1715
roededrager der stad Zwolle (aangesteld 28 Juni 1686)
gehuwd 17-10-1686 Dalfsen, met
Maria Wesselink, begr. Zwolle (Bethl. Kerk) 16-8-1728
Maria Wesselink was een dochter van Hermannus Wesselink uit Dalfsen
Mogelijk van de schoenlapper, die daar in 1645 woonde.
Zoon van Hendrik:
Johannes Vernhout, gedoopt 1-5-1695 Zwolle, begr. 21-1-1736 Zwolle
gehuwd 16-3-1717 Zwolle, met
Gesina ten Haage, gedoopt 19-4-1701 Zwolle
Zoon van Johannes:
Lubbertus Vernhout, gedoopt 26-9-1734 Zwolle, begraven 20-10-1800 Zwolle
gehuwd 20-4-1764 Amsterdam, met
Johanna Maria van Dahlen, geboren 10-7-1738 Oldendorp (nu Dld), begr. 9-3-1797 op de grote kerkhof
dochter van Johan Henrich van Dahlen en Hauwke Gryp
Dochter van Lubbertus:
Henrietta Lucretia Vernhout, gedoopt 13-5-1774 Groote kerk te Zwolle, overleden 21-11-1835 Stad Vollenhove
gehuwd 26-7-1801, met
Jan Bruining, gedoopt 16-3-1763 Stad Vollenhove, door ds. J.H. Brunings, overleden 1-2-1835Stad Vollenhove, arbeider
Zoon van Henrietta:
Hendrik Bruining, geboren 20-9-1814 Stad Vollenhove, overleden 19-2-1844, schoenmaker
gehuwd 25-9-1841 Stad Vollenhove, met
Aaltje Zandbergen, geboren13-6-1820 Stad Vollenhove
Dochter van Hendrik:
Henrietta Bruining, gehuwd met Teunis Schuurman, Teunis de Buter
enz.
- o - o - o - o - o - o - o - o - o - o - o - o - o - o - o - o - o - o - o - o - o - o -
De zoektocht naar Stoffer Stoffers
Druk bezig geweest met de zoektocht naar Stoffer Stoffers (nummer 64), die na de geboorte van zijn kinderen Christoffel Oldenhof genoemd wordt.
Dank aan de vrijwilligers van 'Van papier naar digitaal' en het HCO forum.
(Geplaatst op 19-9-2013)
Helaas zijn er op het internet weinig genealogische bronnen te vinden van Vollenhove.
Stoffer was getrouwd met Dirkje Jans Lok.
Na de geboorte van hun kinderen, werd hij Christoffel Oldenhof genoemd.
Van Dirkje heb ik nog niets kunnen vinden.
Bij de volkstelling van 1748 wordt vermeld dat de procureur Lambert van der Meulen en zijn vrouw Christina Greve, wonend in de Visscherstraat in Vollenhove, een inwonende knecht hebben Stoffer Stoffers en een inwonende meid Dirkje Jans.
Of zij de latere vrouw is van Stoffer is nog niet duidelijk.
Velen voor mij zijn op zoek geweest naar de voorouders van deze Stoffer Stoffers.
Ook ik kwam met een logische manier van zoeken niet verder.
Daarom probeer ik het nu via omwegen, op een meer gevoelsmatige manier.
Zoekend op de naam Oldenhof kwam ik in Wijhe terecht, waar de naam eerder en vaker lijkt voor te komen dan elders.
Ook Christoffel Oldenhof kwam er wel voor.
Helaas zijn ook daar, zoals vrijwel overal elders, dtb boeken verloren gegaan.
Het is dus zoeken naar fragmenten van puzzelstukjes en heel veel gegevens verzamelen, die misschien ooit wel ergens zullen blijken te passen.
Er gaat gigantisch veel tijd in zitten, maar het is ongelooflijk fijn als je weer een veelbelovend stukje vindt!
Omdat het met Oldenhof even niet wou opschieten, ben ik gaan zoeken naar de verbinding tussen Stoffer Stoffers en Lambert van de Meulen.
Stoffer was inwonende knecht bij Lambert (volkstelling 1748) en ze kwamen allebei niet uit Vollenhove.
(17-2-2015: Lambert van der Meulen woonde in 1728 al in Vollenhove.)
Ik kwam terecht in: Wijhe!
Daar trouwden 18-5-1732, Jan van der Meulen j.m., zoon van Lambert van der Meulen, in Vechterholt onder Wijhe en Anna Riijndermans j.d. van, ....ink Riijndermans, hebbende gewoont op 't Nienhuis.
Het Nijenhuis was een havezathe met boerderijen en huizen dichtbij Tongeren.
Volgens iemand anders had Stoffer gewoond bij de havezathe Ordel in Haarst, voordat hij naar Vollenhove kwam.
Volkstelling 1748 Haarst:
Jan Lamberts, suster Margjen Lamberts wed.v. Gosen Jans, kind 10+ Janna Gosens, 2 knechten en 1 meid.
Waarmee dan aardig zeker wordt dat Stoffel mee verhuisde met de procureur (advocaat, die moest wonen in het gebied waar hij werkte).
In Vollenhove waren veel havezathen en de hoge heren konden elkaar soms niet uitstaan.
De een schold de ander uit voor kearel, de ander bedacht iets om zich te wreken en zo ging dat van kwaad tot erger.
Dus wel handig om een procureur in de buurt te hebben.
Waarmee dit dan weer een passend puzzelstukje is en het aannemelijk wordt dat Stoffer uit omgeving Wijhe/Windesheim afkomstig is.
30-9
Veel gezocht en nog niet veel verder gekomen.
Er zijn gegevens over een Stoffer Stoffers, maar geen goed bewijs dat dit onze voorvader moet zijn geweest.
Daarom maar weer eens op zoek naar zijn vrouw Derkje Jans Lok.
De volkstelling van 1748 geeft aan dat er in Wanneperveen een echtpaar woonde:
Jan Lok de oude met zijn vrouw Sybreg Derks en zes thuiswonende kinderen.
Dat lijkt hoopvol.
3-10
Ook daar kom ik niet verder mee, dus ga ik de doopboeken van Vollenhove weer eens doorspitten.
Nu op namen van ouders, in de hoop een familielid te vinden en zo verder te komen.
Ik vind iets heel anders:
De moeder van een dopeling is Lummigje Willems van Oldenhof!
Wonend in Vollenhove in Benthuys.
Het Benthuis, waar stond dat ook alweer?
Misschien kan ik het vinden in het boek over havezathen, als een boerderij die erbij hoort, of zo.
In de index staat het niet. Gedachteloos blader ik verder en zie staan Haarst.
Dat wekt mijn nieuwsgierigheid.
Dan kom ik erachter dat zowel havezathen in Herxen/Wijhe en Haarst/Zwolle, alsook het kasteel Toutenburg in Vollenhove, op een gegeven moment in het bezit waren van de familie van Haersolte.
Ik val bijna van m'n stoel van verbazing.
De plaatsen waar ik het meest gezocht heb naar Oldenhofs nota bene.
Inmiddels weet ik ook weer waar het Benthuis was.
Ik was er niet op uit om rijke lui te vinden, maar nu wordt het toch spannend.
Blijft de vraag: Is er een connectie?
Waren de Oldenhofs allemaal in dienst van de van Haersoltes?
14-10
Lummigje lijkt toch geen stukje van mijn Oldenhof-puzzel te vormen.
Zij hoort waarschijnlijk bij een familie met een havezathe.
Wel een fragmentje gevonden dat bij Dirkje past!
In 1743 trouwt in Wanneperveen Annigjen Jans Lock/Lok met Jan Alberts Gele.
Binnen twee jaar na dit huwelijk is zij overleden en ik heb geen kind van haar kunnen vinden.
Het doopboek is aanwezig op vpnd, netjes en duidelijk geschreven.
Ik weet nu ook wat bedoeld wordt met hanepoten.
Het handschrift van sommigen bestaat uit smalle hoge dakjes met wat lagere ertussen en af en toe een uitschieter naar beneden.
Dan is het echt naam voor naam speuren naar wat er zou kunnen staan.
Het lezen van handschriften is gelukkig wel een klein talentje dat ik bezit.
Vroeger thuis had ik soms even een glorie momentje nadat ik, als enige in het gezin, een brief(kaart) van een familielid wist te ontcijferen.
Voorbeeld. Uit doopboek Beulake 1734 (56 Oldenhof)
17 Febr. op woensdag avent is gedoopt Jan Teunis Drag(t) e(e)n zoon van Teunis Jans en Gert(Geertje) Andries, zijn Huys vrouw
Annigjen zou een zus van Dirkje geweest kunnen zijn en haar overlijden zou de reden geweest kunnen zijn dat Dirkje haar eerste dochter Annigje Jans noemde.
31-10
Annigjen Jans Lok was getuige bij de doop van Aaltjen Lubbers op 16-8-1744, dochter van (haar zwager en schoonzus) Lubbert Alberts Gele en Rensjen Geerts.
Dit echtpaar noemt op 14-1-1748 een dochter Annigjen.
23-12
Doop-trouw en begraafboeken van voor 1740 zijn er niet (meer) van Wanneperveen, daarom kom ik met Dirkje niet verder.
In het register van naamsaanneming 1811 staat twee keer de naam Christoffel Oldenhof vermeld.
Zonder verdere bijzonderheden.
Ze heetten zo en ze blijven zo heten.
Hoogstwaarschijnlijk dus onze nummers 32 en 16.
Dit waren de twee enige gezinnen in Vollenhove met de naam Oldenhof.
24-12
Eerst honderden stukjes van de puzzel gezocht en eindelijk datgene gevonden waarmee alles passend wordt!
Nu nog alles netjes en zo mogelijk foutloos op de goede plek zetten en dan weer op naar de volgende. (Het houdt je van de straat!)
Hier eerst kort het "happy end":
Stoffer Stoffers is de jongste uit het vierde huwelijk van zijn vader Stoffer Gerrits (die waarschijnlijk een zoon was van Gerrit Jacobs Oldenhof in Wijhe).
Enkele maanden na zijn geboorte te Windesheim, overlijdt zijn vader en wordt zijn vaders broer Jan uit Wijhe zijn voogd.
Op dertig jarige leeftijd vertrekt Stoffer naar Vollenhove.
Als zijn zoon Christoffel hertrouwt op 30-12-1798 is vader (Stoffer Stoffers) al overleden, ook diens voogd en zijn vrouw, alsmede Christoffels enige broer Jan.
Op 3-12-1798 vertrekt Jan Willems Oldenhof, met attestatie van Wijhe naar Vollenhove.
Ik vermoed dat hij, mogelijk als zijnde een van de naaste mannelijke bloedverwanten van Christoffel, gevraagd werd als getuige bij het huwelijk.
Familieband gezocht, maar nog niet gevonden, helaas.
In de winter was er waarschijnlijk weinig werk en hij is misschien vanwege het weer zo vroeg vertrokken.
't Was een lange tocht: Wijhe-Zwolle-Hasselt-Zwartsluis en dan over of langs de dijk richting Vollenhove.
Christoffel was bakker en woonde in het carspel Barsbeek, van die kant komend, even voor Vollenhove.
Vermoedelijk heeft Jan er werk gevonden, want hij vertrok pas weer met Sint Jan in 1800.
Sint Jan (24 juni) was zo'n dag waarop meiden en knechten vaak van baan wisselden en meestal werden ze voor een jaar aangenomen.
Daarmee is het plaatje Oldenhof - Vollenhove - Windesheim - Wijhe zo ongeveer compleet.
--------------------------------------------------------
Zijdelings verwant, maar misschien toch interessant.
Dit document gaat over de tweede echtgenoot van Jentien Bergkamp, nr. 27 Oldenhof
Uit het register van naamsaanneming:
Op heden den twintigsten dag der maand der maand January des Jaars achttienhonderd zesentwintig compareerde voor ons Gerhard Johan Jacobson Burgemeester van de Gemeente Vollenhove Provincie Overyssel Gerrit Jan te Junne van beroep Landbouwer wonende te Vollenhove, derwelke aan ons heeft verklaard dat bij het aangaan van zijn huwelijk abusievelyk hadde opgegeven dat derzelfs familienaam was te Junne dat dit was voortgekomen door dien zyne ouders op een Boerenerf hadden gewoond hetwelk die naam voerde.
Dat zijn Vader Jan Jans in leven gewoond hebbende te Dalfsen, in den Jare 1812 als geen familienaam hebbende, voor geslachtsnaam mede aannam de naam van Roebers. Dat hy heeft drie Zoons en twee Dochters te weten: Jan oud acht Jaren, Jacob oud zeven Jaren, Hendrik oud een Jaren, Geertien oud vijf Jaren en Evertjen oud drie Jaren.En heeft dezelfde deze zyne verklaringen na gedane voorlezing nevens ons geteekent, ten Jare en dage als boven.
G.J. Roebers G.J. Jacobson
------------------------------------------------------------
Derk Keller (van 90 en 91 Schuurman)
21-8-1786 Huisje aan het Kerkplein verkocht aan Derk Keller.
Ten westen stadhuis, ten noorden straat, ten oosten Gasthuissteeg, ten zuiden huis van de RK gemeente.
6-2-1787 Stadsroededrager, tevens kuiper zijnde Dirk Keller wonende buiten de Landspoort, (beëdigd) ijker der botervaten en panderambacht, voor drie pachtjaren aangesteld.
De vaten werden gewogen, geijkt en met het wapen der stad gebrandmerkt, met de naam Derk Keller daar onder gebrand.
Stadsroededrager zet bij vergaderingen de zandloper die een kwartier kan lopen.
Wie er dan nog niet is, moet 1 stuiver betalen tot vertering voor de vergadering. (1796)
Moest namens het stadsbestuur mensen bij overtredinkjes 'ten serieusten verbieden'.
3-1-1806 tot 11-2-1806 (betrekking neergelegd)
Waagmeester Derk Keller (karig loon).
11-3-1812 Op die datum is hij bode der Mairie.
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
Upstairs downstairs, of geld dat stom is, maakt recht wat krom is?
Op 24-8-1684 laten Arnoldus Tymens (van 520 Schuurman) en Hendrina Canneveldt hun voorgenomen huwelijk inschrijven in Vollenhove en zij trouwen op 7-9-1684 in Beulake.
Hij een jongeman 21 jr. en zij een jongedochter 25 jr., beiden wonend te Vollenhove.
Haar zus was Everdina Kannevelt: 1680 gehuwd in en wonend te Vollenhove.
Cannevelt was geen bestaande achternaam.
Die naam was aan het huis gegeven, waarvan Hendrik Sloot in het bezit was gekomen via zijn vrouw Everhardina van Uterwyck. (Haar vader Siso van Uterwyck tot Cannevelt was gedeputeerde naar de Staten Generaal 1625 - 1630)
Na het overlijden van zijn eerste vrouw in 1657, hertrouwde Hendrik op 13-1-1659 met Charlotte gravin van Bronckhorst-Batenburg. Johannes Vollenhove schreef 'Ter lykstaatsie van ...' deze gravin in 1668.
Ongeveer in die tijd zal zij dus overleden zijn.
Hendrik overleed in 1673.
In 1661 wordt een lidmatenlijst gemaakt door de predikant.
Daarin staan:
Commandeur Hendrick Sloet, Sjaerlotte van Brockhorst Batenborgh zijn vrouw en Johanna Hendrix de maegt.
Tussen beide kinderloze huwelijken in heeft Hendrik kennelijk twee dochters verwekt, die allebei gedoopt werden in Blokzijl: Everdina 28-2-1658 (overleden ca. 1681) en Hendrina 15-5-1659.
Vader: Hendrik van Kannevelt, majoor.
Het kan bijna niet anders dan dat hij Hendrik Sloot van Cannevelt was, die overigens nooit majoor is geweest.
Als moeder van deze kinderen wordt vermeld: Sara van Malsem.
Ook een verzonnen naam?
Malsem is een gehucht in België, ca. 25 km ten Westen van Gent.
Van Hendrina en Arnoldus werden zes kinderen gedoopt:
Tymen 1-3-1685 Vollenhove
Hendrick 7-11-1686 Vollenhove
Everhardina 13-3-1689 Vollenhove
Thymen 22-2-1691 Vollenhove
Klaes 7-1-1694 Blokzijl
Swaentje, 27-7-1696 Blokzijl
(De moeder van Arnoldus heette Zwaantje.)
Geen Sara te bekennen hier.
Hendrick en Everhardina maakten samen een testament in 1651 en een codicil in 1657.
De akte van scheiding en deling van de nalatenschap van Everhardina werd opgemaakt in 1674.
Alles ging naar Uterwyck en van Egten families.
Wat gebeurde er met de nalatenschap van Hendrik?
Daarvan is geen akte bekend, of bewaard gebleven.
Cannevelt was in 1680 in handen van Gerrit Sloot tot den Oldenhof, die op 19-12-1671 trouwde met zijn bloedverwante Jurriana Mechteld Sloot tot Nieuwerwal (Nijerwal).
(Haar beide ouders waren ook al een achterneef en -nicht Sloot.
Jonker Tonny Sloet kon smakelijk vertellen over dat in elkaar om trouwen van de Sloeten, om het geld. "Eigenlijk heten we maar gewoon Sloot, hoor!").
Cannevelt en Nijerwal lagen schuin tegenover elkaar in de Achtersteeg.
---------------------------------
En dan was er ook nog:
... Ciricius Hagius, der beiden rechten doctor, die als jonggezel in 1677 trouwde met de moeder van Arnold.
Hij kan een zoon geweest zijn van (Elisabeth Hiddema en) Rudolphus Ciricius Hagius, die predikant was in Vollenhove en daar overleed in in 1673.
Dan werd hij waarschijnlijk geboren in het dorp IJsselham.
Rudolphus werd in 1604 te St. Anna Parochie gedoopt als Roelof, zoon van Ciricius Melleus Hagius, predikant.
Johannes Langius (ook in Vollenhove predikant geweest), was een broer van zijn moeder Hilleken.
(Zoon en dochter van Roelof van Langen, schout te Diever en Hermanna van Noortwijn.)
Boekjaar 1606/1607:
"Siricus Hagius, predicant aen St. Anne prochie, een jaer pensie 350-0-0"
Ciricius Melleus Hagius:
1599 predikant te Hijum, daarna St. Anna Parochie en van 1612-1618 in Sneek.
In 1642 kwam Rudolphus als predikant naar Vollenhove vanuit IJsselham.
Hij heeft de kerkelijke gemeente daar dan waarschijnlijk bediend van 1638 tot 1642.
Zijn opvolger in IJsselham wordt in juni 1656 nog 'de pastoor' genoemd (rechterlijk archief Steenwijk).
-------
Ciricius was een bisschop in Rome, die zichzelf tot paus uitriep in de 4e eeuw en die voor het eerst decreten uitbracht over het celibaat.
R.K.geestelijken hadden destijds gewoon vrouwen en kinderen en de kerk raakte veel geld kwijt door erfrecht.
Waarom kiest een predikant juist die naam?
Was hij misschien een van de priesters die, als ze in het zwart gekleed gingen en geen paapse handelingen verrichtten, wel gedoogd werden om te preken?
(De Spanjaarden lieten geen N.Geref. predikanten toe en de Synode wilde geen uitspraak doen over de vraag of een prekende priester toegestaan werd of niet.)
Melleus betekent: Van honing; lieflijk/charmant.
Hagius kan o.a. betekenen: Hagen of Pelgrim.
Er was een Vollenhoofse familie Hagen die R.K. was en bleef en onderdak bood aan verschillende priesters, die heimelijk in hun huis R.K. diensten hielden, toen deze verboden waren.
Dit hield in dat ze vanaf 1621 geen baron meer waren, niet meer mee konden doen in het provinciebestuur en zelfs niet in het stadsbestuur gekozen konden worden, terwijl dit laatste bijvoorbeeld voor handwerkslieden wel mogelijk was.
Boldewijn Hagen in 1547 gehuwd met Ida van Welvelde had zowel met haar als met Anna Hendriks een zoon die Pelgrim Hagen genoemd werd.
Zoons Hendrik en Pelgrim waren lid van de Ridderschap en afgevaardigden naar de landdagen sinds 1578.
bron: Bijdragen tot de Geschiedenis van Overijssel, 1876.
(Voor een buitenechtelijk kind was dit niet mogelijk.)
Pelgrim van moeder Ida had een buitenechtelijke dochter Ida, die in 1621 trouwde.
Akte van testamentaire dispositie door Pelgrim Hagen ten behoeve van zijn natuurlijke dochter Ida Hagen, 1603
In 1567 akte van transport van enig land te Barsbeek van echtpaar Hagen aan zijn natuurlijke zoon Pelgrim Hagen. (Een natuurlijk kind is een buitenechtelijk kind.)
In 1568 akte van schenking door Boldewijn Hagen van een lijfrente aan Anna Hendriks.
En in 1568 een akte van schenking van een jaarlijkse rente door Boldewijn Hagen aan zijn natuurlijke zoon Pelgrim Hagen bij Anna Hendriks.
Eveneens in 1567 een akte van scheiding en deling van de nalatenschap van Maria Hagen, tussen haar zoon Johan Leest en Boldewijn Hagen.
Boldewijn was een volle neef van Maria.
Waarom noemde Anna Hendriks haar zoon Pelgrim?
bron: Archief Oldhagensdorp
350 Akte van transport door Walter Puthoff en anderen aan Boldewijen Hagen en diens echtgenote Ide van Welvelde van een huis en hof aan de kerkplaats te Vollenhove, 1573, december 5.
351 Akte van verkoop door Boldewin Haegen en zijn echtgenote Yde aan Boldewin's natuurlijke zoon Pilgrem Haegen van een huis en hof aan de "Plats" in Vollenhove, 1577, november 2.
Bron: Archief HCO
-------
Dr. Ciricius Hagius deed belijdenis in 1668, tegelijk met zijn broer Benno en was in 1671 voogd over het kind (Machteld Adriana) van de jonker en vaandrig Boldewijn van Renoij. (Voormalig voogd was Reint van Renoij, oom van het kind.)
Boldewijn had een broer Reint en zij waren kinderen van Boldewijn van Renoij (overleden 1635) en Machteld Sloot (overleden 1638).
Boldewijn en Machteld zijn gehuwd te Vollenhove in augustus 1612.
Een andere broer Jacob, staat als eerste vermeld in de doopboeken van Vollenhove op 27-6-1619.
Zoon van Boldewijn Renoij rentmr. van de Geestelijke goederen tot Vollenhove.
Getuige was: Joffrouw M....s d'huisvrouwe van Goveneur tot Hasselt.
(Cunera van den Water, gehuwd met Ernst Mulert)
Boldewijn (overleden ca. 1664?) was twee keer getrouwd:
7-5-1654 Johanna, Willem Coops dochter
5-11-1659 Anna Maria van Naeltwijck (achterkleindochter van Johan van Oldebarnevelt), weduwe van Hendrik Losecaet met een dochter Ida Margaretha Losecaet (overleden ca. 1668)
Uit het tweede huwelijk kreeg Boldewijn een dochter:
Machteld Adriana (genoemd naar haar oma Sloot en opa van Naeltwijck).
Zij trouwde met Jacob Snoeckaert.
Door dit huwelijk werd hij heer van Berkel en Rodenrijs.
Bronnen:
Verschillende processen over erfenissen.
Historische Vereniging Berkel en Rodenrijs:
Akte van leenverheffing van de heerlijkheid Berkel en Rodenrijs door de staten van Holland en Westfriesland aan Machtelt Adriana van Renoij,
2 januari 1669
NB Zegel ontbreekt. Achterop een aantekening d.d. 7 september 1684 betreffende de verheffing van Jacob Snoeckaert tot heer van de heerlijkheid wegens zijn huwelijk met Machtelt Adriana van Renoij
Behoort bij inv.nr. 23
Stadgericht Vollenhove over de voogdij:
245 1671 met retroacta 1664-1670
288 1684,1685 met retroacta 1670, 1671
---
Bron: kampennotarieel.nl
24 RAK 91 FOLIO: 7v DATUM: 18-09-1640
onderwerp Volmacht
onroerend goed n.v.t.
comparanten
Sloot, Arent Volmachtgever Raadslid
Lijnden, jfr Clementia van Echtgenote
Wolffsen, Rijckman Gevolmachtigde IUDr
Greve, Albert Boot Gevolmachtigde IUDr
Tweenhuijsen, Cornelis van Gevolmachtigde IUL
samenvatting
Comparanten, mede caverende voor de kinderen van jkr Boldwijn van Renoij
en jfr Machtelt Sloots, verstrekken een volmacht aan drie personen om op
zaterdag 19 september a.s., of op een andere datum, met jfr. Pia Enter,
weduwe van jkr. Taco van Aijkema, in leven luitenant, een onderhoud te
hebben, zoals onlangs is afgesproken en de verschillen betreffende de erfenis van wijlen jkr Coenraet Sloot en jfr Elisabeth van Bloemendall te bespreken; de afspraken zullen gerespecteerd worden.
bijzonderheden Geen
Arent en Coenraet waren broers, zonen van Reint Sloot en Catharina Bleijenberg.
Coenraet en Elisabeth hadden een jong overleden zoon en Coenraet had een buitenechtelijke zoon Reint, die in 1634 sneuvelde bij Nordlingen.
Bron: Boek 'De Havezathen in het land van Vollenhove en hun bewoners', door Gevers, Mensema en Mooijweer
Omdat Arent optrad namens de kinderen van Machteld en zij kennelijk mee deelden in de erfenis, zal Machteld een zus geweest zijn van Arent en Coenraet.
Wie was Elisabeth?
Bron: Kampennotarieel.nl
RAK 84 FOLIO: 37 DATUM: 31-10-1621
onderwerp Verklaring van ontvangst
onroerend goed n.v.t.
comparanten Sloots, jkr Coenraedt Comparant Luitenant onder kapitein Tengnagel
Bloemendall, jfr Elisabeth Echtgenote
samenvatting
Namens zijn echtgenote verklaart comparant ontvangen te hebben van de
erfgenamen van Allert Feckez uit Leeuwarden het geld dat jkr Godefroij van
Bloemendal, zijn schoonvader, als triumfant van de opbrengst van zijn
goederen aldaar van het hof van Friesland ontvangt; tevens ontslaat hij
advocaat Johannes Leuzius van diens borgtocht in deze.
Mogelijk afkomstig uit Amersfoort.
Bron: Archief Eemland.nl
Afrt=Amersfoort
Bloemendael (later Bloemendal)
Een gebied (heerlijkheid) N van het oudste binnenstadsdeel buiten de 1e Stadsmuur, rond de Bloemendalsestraat en Hooglandseweg tot aan Luttikeweede; van ouds hadden de Heren van het huis Nijvelt (uit het geslacht Van Zuilen) bij De Meern het recht van gerecht (rechtspraak); zij hielden zitting (omtrent kleine overtredingen en geschillen) in de Bloemendalsebuitenpoort; de heerlijke rechten kwamen aan de Afrt regentenfamilie Van Bloemendael; uiteindelijk heet het gebied 'gerecht en tienden van B of B eng'. Naam van één der Wijken van Afrt; verschillende poorten en straten zijn er naar genoemd.
Referentie(s): Hovy, 1986 pp. 29-30; Halbertsma, 1959 pp.32-34.
Wie waren Taco en Pia? Geen idee hoe zij verwant zouden kunnen zijn.
Koopbrief, waarbij Pieter Folckers tho Lellens, tot Stedum, Westerembden en Garsthuisen hoveling, rentmeester der stad Groningen, en Dewertien Sijmonsz, zijn echtgenote, verkopen aan Hans Georg van Manneel en Peije Entens, zijn echtgenote, 31 deimpten land te Siddeburen.
Datering:29 juni 1625.
Aan deze brief is een transfixverzegeling d.d. 29 mei 1632 bevestigd, waarbij Peije Entens mede namens haar echtgenoot Taco Aijkema en William Maghdowel en Didderich Scherff als voorstanders over de minderjarige kinderen van Hans Jurgen van Maneel en Peije Entens genoemd land verkopen aan Coppen Jarges en Anna van Hulten
NB:
Koopbrief op perkament met het versleten uithangend zegel van P. Folckers. Transfixverzegeling op perkament met het verloren gegaan zegel van Johan Huninga van Oostwold, op Hissema tho Garsthuisen en Spick, jonker en hoveling, burgemeester van Groningen
Bron: Archief Borg Nienoord
De eerste Van Maneil van enig aanzien-hij gebruikte het voorvoegsel "von"-was Johann von Maneel (Mehenell), (1543-1600). Hij was "Hofjunker des grafen Edzard II, Amtmann und Drost zu Peursum, Befehlshaber der Burg und der Herrlichkeit Peursum und Locquard". Hij was gehuwd met Clara von Oldenbockum.
Overigens wordt de naam Van Maneil in de bronnen op verschillende manieren geschreven: Maneel, Manneel, Maneil, Maniel, Van Maneel, Van Manneel, Von Maneel etc.
De zoon van Johann en Clara was Hans Georg (ook wel Johan Jurgen). Hij trouwde met Peije Entens van Manteda. Dit huwelijk was het eerste tussen een Van Maneil en een telg uit een Groninger jonkersfamilie. Een zoon uit dit huwelijk, Johan, trouwde in 1634 met Johanna Maria Kijff. Deze Johan doorliep een voorspoedige carrière. In 1649 werd hij burger van Appingedam; in 1651 en in latere jaren burgemeester van dezelfde stad. Tevens was hij lid van de Admiraliteit te Harlingen. Van 1661 tot 1663 was hij luitenant van de Hoge Justitiekamer te Groningen * .
Bron: Groninger Archieven
----
HCO collecties:
In Giethoorn heeft een slot of burcht "Het Daalhof" gelegen (300 m bezuiden de kerk en bewesten de weg op de Bouwersgracht), hetwelk in de 17e eeuw gesloopt is.
[Dit klopt niet helemaal: A. Henr. van Renoij betaalde aantoonbaar t/m 1701 belastingen. Dus waarschijnlijk 18e eeuw.]
Toen omstreeks 1824 de grond aldaar verveend werd, vond men nog de fundamenten van dit slot.
Het land is gedeeltelijk weer aangemaakt.
De naam is nog bewaard gebleven, want men zegt nog: de beesten zijn op Delhof.
Het slot behoorde aan het adellijke geslacht Van Renoij. De laatste bezitters waren de gebroeders Willem en Aart Hendrik van Renoij.
De plek is aangegeven in de gemeenteatlas van J. Kuyper:
wikipedia.org/wiki/Bouwersgracht
---------
Taxatie van goederen 500ste penning Giethoorn 1675:
Het huis van jonker A.Henrick van Renoij wordt geschat op 3.000 gulden.
Zoutgeld wordt door hem betaald in 1693 en 1701, Suijdercluft.
Een B. van Renoij betaalt in 1701 zoutgeld in de Swarte Cluft
Was deze laatste een Boldewijn?
Mogelijk dan een broer van Willem en Aert Hendrik, die vermoelijk kinderen waren van Reint van Renoij en Gesijna Willems van Dinxterveen, gehuwd in 1643 te Giethoorn.
-----------
Door Petrus Bernarts, scholtus te Vollenhove en Blokzijl.
Doorgegeven aan de Raad van Brabant, om een vonnis uit te spreken.
30 september 1695
Tussen Jan Croese Mr. chirurgijn ende procureur
en
Boldewijn van Renoij
Doctor Wigard ten Zweege
Jurrien ten Zweege
Egb. Raggers
Jocgem Croonen
Arent Dirk Doosjens
Wegens smart ende pijn, versuym ende verlammingen Jan Croese aangedaan, moeten van Renoij, c.s. betalen:
2.000 guldens + costen ende medicamenten, die tot genezinge des klagers wonden zijn aangewend, mitsgaders die costen terzake van des processes gevallen ende dat ter taxatie ende moderatie van desen Ed. Gerichte, Besonderlijk dat den eerste beklaagde Boudewijn van Renoij in de voorschreven somme van twee duysent guldens voor sijn contingent sal voldoen, de somme van duysent guldens, alsmede betalen de helft in de voorschreven genees en proces costen. Ende dat die widere beclaagden yder provi... mede tesamen aan de klager zullen opleggen ende te betalen de wederhelft van de voorschreven somma van tweeduysent guldens mitsgaders de wederhelft van de genees en proces kosten hier boven vermelt. Ende dit alles met dien verstande dat in gevalle een van de beclaagden niet in staat mochte zijn om datgene waarmee hij bij deze is gecondemneert te voldoen, deszelfs gedeelte bij de andere beklaagden yder pro rata aan den clager zal moeten worden gesuppeert ende goetgedaan.
Bij missive van den 30 7ber 1695 overgesonden aan voorschr. Scholtus van Vollenhove
Bron: Brabants Historisch Centrum (BHIC)
------------
Op welke manier past Hagius als voogd in deze fam. van baronnen, jonkers en freules?
Dr. Ciricius Hagius werd dus de schoonvader van Hendrina met wie dit verhaal begon.
__________________________________________________________________________